Maandag 13 juni 2011: Van Baarlo naar Brussel

Vandaag hebben we koers gezet naar Brussel. Morgen vertrekken we naar Montrèal (Canada) en op 6 juli keren we terug naar huis.

In januari 2011 hebben we opnieuw een kamer geboekt in het Pullman Airport hotel. De kosten zijn

89 € per kamer per nacht. Voor dit bedrag mogen we ook nog 10 dagen gratis parkeren. Hierna kost een dag parkeren 5€ per dag. Dat valt nog eens te doen.

Rond een uur of 6 in de avond komen we in de buurt van het hotel, maar de ons bekende toegangsweg is afgesloten. Er wordt een kazerne gebouwd.

TomTom heeft ook wat moeite met het vinden van de goede route, maar na een minuut of 10 zijn we

– wel via een omweg- op de juiste plek.

Het hotel blijkt inmiddels omgedoopt tot het Golden Tulip Airporthotel Brussel. Aan de buitenkant is niets veranderd, alleen het naambordje. We parkeren en melden ons aan de balie.

Ze zijn op de hoogte van onze komst! Gelukkig.

We vernemen dat 2 maanden geleden ’t Pullman hotel overgenomen is door de Golden Tulip keten.

Het maakt ons niets uit, als we maar de gereserveerde kamer krijgen, tegen de voorwaarden waartegen we geboekt hebben. Dat blijkt geen probleem.

We krijgen de sleutel van kamer 105; deze ligt op de begane grond en grenst aan de kamer die we het vorig jaar hadden. Uitzicht op het zwembad, een terras aan de buitenzijde. Het is helaas te koud om op het terras te gaan zitten.

In het hotel is niets veranderd; de kamers zijn nog het zelfde. Lekker ruim en netjes, een heerlijk groot bed; de nespresso-machine nodigt uit tot een lekker kopje koffie. De koelkast is gevuld met softdrinks.

Het is erg rustig in het hotel. Af en toe horen we een vliegtuig over komen, maar deze vliegen nauwelijks hoorbaar aan onze kamer voorbij.

Morgenvroeg moeten we er om 6 uur uit. Dan gaat de reis echt beginnen. “Canada, here we come………………………….again! “

 

Dinsdag 14 juni 2011: van Brussel naar Montrèal. (via Zurich)

 

Om 6 uur loopt de wekker af; het avontuur kan beginnen.

Na een douche -ondanks alle adrenaline moeten we toch nog echt wakker worden- nemen we om

7 uur de bus van het hotel naar de luchthaven Zaventem.

Het is er heel rustig; zowel op het vliegveld zelf, als ook bij de balie van Swiss Air.

15 minuten na aankomst zijn we onze koffers kwijt en hebben we onze boardingpassen al. De koffers gaan “rechtstreeks” door naar Montrèal .

Om 9 uur gaan we aan boord voor vlucht LX 0787 met een Airbus 320. Na het boarden moeten we nog een tijdje aan de grond blijven. De gezagvoerder meldt dat het heel druk is in het luchtruim boven Strassbourg, maar ook op het vliegveld van Zurich.

Uiteindelijk mogen we dan toch de lucht in. Eerst naar Zurich, een afstand van 483 km; duur 50 minuten. Om 11.15 uur staan we weer aan de grond. Het is een hele mooie luchthaven; heel netjes.

Vitrines vol Zwitserse uurwerken komen je in grote getale tegemoet. En dan die prijzen die ze er voor vragen! Ze hebben vrijwel allemaal (minimaal) 4 cijfers voor de komma staan.

 

We hebben nog royaal de tijd. Met de skymetro gaan we van hal A naar E (internationaal). Een vliegensvlugge trip!

Om 13.30 uur boarden we voor onze vlucht naar Montrèal: de LX 0086; afstand 6002 km –

duur: 7,5 uur. De stewardessen zijn zeer vriendelijk; er wordt regelmatig drinken of een snack uitgedeeld. Het warme eten krijg ik zelfs door mijn keel, en dat wil wat zeggen.

De vlucht verloopt rustig. De tijd doden we met het bekijken van films, het luisteren naar muziek

(misschien wel 100 cd’s in het programma) en het spelen van spelletjes.

Toch is en blijft 7,5 uur vliegen vermoeiend.

Om 15.00 uur landen we op Pierre-Elliott-Trudeau International airport. We kunnen al snel het vliegtuig verlaten. Ook de controle bij de douane verloopt snel. Alleen als we de kaart in moeten leveren waarop vermeldt staat dat we geen wapens bij ons hebben en ook geen zaden, mest, en voedsel, staan we een poos in de rij. Net als bij de Efteling mag je hier door een doolhof van touwen lopen. Er staat nog net niet aangegeven: “nog 30 minuten wachttijd”. Tja…………. Geduld siert de mens, zegt men. We laten het dus maar allemaal rustig op ons afkomen.

Na 45 minuten zijn we er dan toch doorheen.

We lopen naar de bagageband en zien onze koffers al liggen. Dat is een opluchting.

 

Dan door naar de “car-rentals”. We melden ons bij Alamo, en krijgen de sleutels van een Chrysler 300-touring. Wat een grote auto! Wederom voel ik me superklein als ik er in stap. Kan de neus van de auto nauwelijks zien. Kilometerstand 31050 km.

De medewerker aan de balie helpt ons even op weg; hierdoor komen we gelijk op de goede route naar ons 1e B&B. Voor het vliegveld wordt namelijk hard gewerkt aan een nieuwe weg. Hierdoor komt een gedeelte van onze eigen routebeschrijving te vervallen. Met de wegenkaart van Montrèal op schoot komen we uit op de goede route.

Zonder problemen komen we aan bij B&B “The Grove on Coursol”, aan de Rue Coursol in Montrèal. Geraldine -de host van de B&B- is thuis en leidt ons rond in het appartement. Ons verblijf ligt onder het huis, maar er is voldoende daglicht. We hebben een eigen ingang, die vanuit de straatzijde bereikbaar is. Het appartement beschikt over een keukentje, badkamer, zithoek en slaapkamer. Via een deur aan de achterzijde kunnen we de tuin in. Heel netjes, heel koel / cool!

 

De auto moeten we op een andere plek neerzetten. In de straat mag je op bepaalde plaatsen gedurende een bepaalde tijd niet staan. Wij staan momenteel in zo’n zone. Het is niet te geloven hoeveel verschillende bordjes er in de straat staan. De een is geldig op maandag, de ander op woensdag en ga zo maar door.

Geraldine wijst ons een plekje aan waar de auto twee dagen kan staan, zonder dat er kans bestaat dat hij afgesleept gaat worden.

Daarna terug naar onze kamer; we krijgen een plattegrond van Montrèal en ze informeert ons over het metrostelsel in Montrèal. Je koopt een kaartje en je kunt er de hele dag op reizen. Ideaal!

We gaan eten bij Moi/Toi & café. Helemaal top.

Om 21.00 uur liggen we uitgeteld in bed. (Nederlandse tijd = 3.00 uur 15/6)

 

Woensdag 15 juni 2011: dagje Montrèal

 

Om 8 uur staan we op. Geraldine heeft een uitgebreid ontbijt gemaakt: omelet met groene asperge en een plak gebakken ham erbij. Heerlijk. Er zitten nog 2 gasten aan tafel; zij verblijven op een andere locatie in de straat. Ze zijn wel gast van Geraldine.

Deze mensen zijn actief in de muziekwereld. Hij componeert, zij is een jazz-zangeres. Hele lieve mensen; héél veel verhalen. Voordat we het weten zijn we 1,5 uur verder.

 

We gaan op pad; laten de auto staan en nemen vandaag de metro. De ingang van het metrostation ligt om de hoek van de B&B. Heerlijk dichtbij dus. We kopen een dagkaart waarmee we onbeperkt met de metro en bus kunnen reizen. Kosten $8 p/persoon.

Het heeft even wat voeten in aarde voordat we de kaartjes hebben. Alles staat in het Frans beschreven, maar het lukt ons. “Oui, oui, très bien!”

Je kunt in Montrèal het beste met het openbaar vervoer reizen. Met de auto –lijkt ons- is het bijna niet te doen. Het is er vreselijk druk…………… fietsers vliegen je aan alle kanten voorbij, en er is nauwelijks parkeerplaats.

 

We nemen de metro vanaf George Vanier naar Place D’Armes in het oude Montrèal (gele lijn) en bezoeken de Basilique-Notre-Dame-de-Montrèal. Het is een prachtige basiliek uit 1829. Elf glasramen, prachtige beelden en een groot altaar met houtsnijwerk zorgen voor een indrukwekkend geheel. In Montrèal staan veel kerken en kathedralen. De basiliek is de mooiste.

 

We wandelen door de vele straten van het oude Montrèal, en brengen ook een bezoek aan de “Vieux Port”, de havenwijk. Er is een park aangelegd; er ligt een IMAX-theater en een wetenschappelijk museum. Ook is er een nieuwe haven aangelegd waar motorjachten  kunnen aanmeren.

Aan de  “Qauy de Horloge” –de oude boothaven-  ligt de “Tour de l’Horloge”, in het engels de Montreal Clock Tower genoemd. Hij is 45 meter hoog, en gebouwd als eerbetoon aan de vissers die overleden zijn tijdens de 1e wereldoorlog.

Normalerwijs kun je 192 traptreden beklimmen en vanuit de toren van het uitzicht genieten; vandaag is de poort helaas gesloten. Via de nieuwe haven lopen we terug naar de basiliek en de wijk die daarachter ligt. We komen uit in het zakencentrum van Montrèal. Hier staan heel veel hoge gebouwen. Aan de buitenkant bekleed met heel veel spiegelglas. Het levert prachtige spiegelbeelden op. Heel erg mooi.

We nemen opnieuw de metro en stappen bij station Mont Royal uit. Daar nemen we bus nr 97 (je mag ook de 11 nemen) naar de “Mount Royal Lookout”.

Omdat we niet goed weten waar we precies uit moeten stappen missen we de halte bij de lookout. Een vriendelijke dame meldt ons dat we gewoon kunnen blijven zitten. De bus rijdt via de lookout weer terug naar de stad!

We blijven dus nog even zitten. Zo zie je nog eens iets, ook al lag dat niet direct in de planning.

 

We stappen uiteindelijk uit bij de goede halte, en genieten van het schitterende uitzicht. We zien de haven, de brug, ’t Olympisch stadion en de plek waar het Olympisch vuur heeft gebrand. Een prachtig plaatje.

We lopen de 250 traptreden omhoog om nog verder te kunnen kijken. Het is er heel stil en mooi.

We vinden het laat genoeg. Met de eerstvolgende bus keren we terug naar het metrostation Mont Royal. Vandaar uit keren we terug naar station Georges Vanier. Een kwartier later zijn we terug in het B&B. Na ons opgefrist te hebben gaan we op weg (te voet) naar de “Burgundy Lions Pub”. Het is er hartstikke druk. Het zit vol, -vertelt de ober- maar als we 20 minuten willen/kunnen wachten dan is er een tafel vrij. We vinden het niet erg, en wachten geduldig. Intussen genietend van een pilsje. Heerlijk na zo’n dag.

Het eten is verrukkelijk; het wachten wel waard. Als we van tafel komen voelen we onze vermoeide benen. We moeten echter nog terug naar de B&B. Een kwartiertje lopen. Niet echt lang maar na een dag waarop we al kilometers wandelen achter ons hebben liggen, lijkt het een heel eind.

We redden het. We gaan nog even lekker in de tuin zitten, maar na het schrijven van het reisverslag is het bedtijd!

 

 

Donderdag 16 juni 2011: Van Montrèal naar Shawinigan

Route: Montrèal > route over de “40” > Yamachiche > route over de “351” > Saint Mathieu du Parc > autoroute door Mauricie National Park > Saint Jean des Piles > Grand Mère> Shawinigan.

 

Voordat we Montrèal verlaten zorgt Geraldine eerst voor een uitgebreid ontbijt. Vanochtend krijgen we een gerecht voorgezet dat deels lijkt op een pannenkoek, en deels op een stuk cake. In het beslag is amandelschaafsel verwerkt en limoen. Het is een vreselijk zoet gerecht!  Daarnaast krijgen we yoghurt met vers fruit. Ook dit jaar lukt het met het eten van vers fruit. In Nederland ontstaat dan vaak jeuk in de keel, en dikke lippen. Hier heb ik er geen last van. Het fruit smaakt heerlijk!!!!!!!

Om 9.30 uur nemen we afscheid. We betalen (op verzoek van Geraldine) met cashgeld. In Canada moeten er teveel kosten betaald worden bij gebruik van een creditcard. Dit komt dan voor rekening van de B&B.

 

We verlaten Montrèal, maar we hebben bijna een uur nodig voordat we op de goede route zitten. Het is heel erg druk op de autoweg. 3-4 baans wegen leiden je de stad uit, maar het schiet niet op. Overal zijn ze aan de weg aan het werken. De weg lijkt wel een gatenkaas. Als we eenmaal op gang komen nemen we de verkeerde afslag en moeten daarna een heel eind doorrijden voordat we kunnen keren.

Pas nadat we op de  “40” de plaats Lavatrie gepasseerd zijn wordt het rustiger op de weg. Bij Yamachiche verlaten we de snelweg en kiezen we voor een weg langs boerderijen, akkerland en door pittoreske dorpjes. Veel wegen zijn kapot en duidelijk toe aan een nieuw laagje asfalt.

 

Net na de middag komen we aan bij het “Mauricie National Park”. En met ons………………..arriveren ook de muggen en kleine vliegjes. Help………….de “DEET” zit nog in het koffer. Een en al gezoem om ons heen. Voordat we de DEET uit ’t koffer hebben, hebben ze ons al op verschillende plekken te pakken.

We gooien de kofferbak dicht en rennen de “office” binnen. Hier halen we ons toegangsbewijs voor het park. We rekenen even uit of het de moeite loont om een nationale parkpas te kopen, maar hij is de afgelopen jaren zo in prijs toegenomen, dat het zich niet meer loont. Je kunt beter per park de entree betalen.

 

De ranger geeft ons een kaart mee van het park en daarnaast informeert ze ons over wandelroutes en uitkijkpunten. Thuis hadden we de routes ook al via het internet opgezocht, maar wat extra uitleg kan nooit kwaad.

De wandelroutes vinden we aan de autoroute ( Route de la Promenade) die door het park loopt. Deze autoroute heeft een lengte van 62 km en je doet daar ongeveer een uur over. Je maakt dan geen uitstapjes. Wij willen echter graag wat wandelen dus hebben we wat meer tijd nodig. Dat is niet erg. We hebben de tijd.

 

We maken een stop bij enkele lookouts:  “Ile-aux-Pins”, “Shewenegan”, “Lac du Fou”. We zien veel meren, veel groen, orchideeën, de pitcherplant, maar geen groot wild.

Een enkele eekhoorn, jonge padden, patrijzen en een vos komen slechts op ons pad.

We stoppen  voor de “La Tourbière trail” en voor de “Cascade trail”.  Laatstgenoemde trail lopen we niet. Al aan het begin van het pad staan we in de modder. Vliegen en muggen zoemen rond onze oren. Verschrikkelijk! We sprinten naar onze auto; camera’s op de achterbank en snel de deuren dicht. Voor je het weet heb je die zoemers in je auto zitten, en dat hebben we liever niet! De route door het park is prachtig. Heel veel bochten en steeds weer de verrassing van het uitzicht ná de bocht. Soms gaat de weg steil omhoog, om daarna weer flink te dalen. Echt een weg voor de motor, vindt Math.

 

Om 18.00 uur zijn we in Shawinigan. We verblijven een nacht in “Auberge Gouverneur”. We krijgen een ruime, schone kamer. Het ruikt er alleen een beetje muf, maar nadat het raam een tijdje heeft opengestaan is de lucht gezuiverd.

 

In het hotel kun je dineren, maar we kiezen ervoor om buiten de deur te gaan eten.

We belanden bij de Mexicaan die op het hoekje van de straat gelegen is. Het eten is heerlijk maar verschrikkelijk heet! (spicy). Het cactusbier heeft een rare bijsmaak.

Na het eten lopen we een poosje over de promenade die langs het water oploopt. Het is een heerlijke avond, maar de vermoeidheid zit toch in ons lijf. Na het eten van een ijs keren we terug naar het hotel.

Even het reisverslag schrijven en daarna naar bed. Hoofd en benen zijn moe.

 

 

Vrijdag 17 juni 2011: van Shawinigan naar Quebec – city

Route: Shawinigan > Notre Dame du Mont Carmel > Cap de la Madeleine >over de “138” (langs het water op) naar Champlain > Saint Pierre de les Becquets > L’Isle du Sable > Grondines > Cap Santé > Le Galet Gabitoille > Saint Augustin du Desmaures > richting de “40” > Quebec (Sillery area)

 

We maken gebruik van het ontbijtbuffet in het hotel. Er is volop keuze. Het smaakt goed, en als we om 9.45 uur ons buikje vol hebben, gaan we op weg naar Quebec. We houden niet zo van de autoweg, dus zo snel als het kan laten we die voor wat die is.

We volgen eerst de “157” naar het zuiden, tot aan Trois Rivières. Een route dwars door de akkerlanden. Daarna de “138” naar het oosten. We rijden parallel aan de St Lawrence-river. Rechts van ons zien we voortdurend het water. Soms een glimp, soms heel dichtbij.

We zien ook hier weer velden waarop maïs, aardbeien en aardappelen groeien. Ook liggen er veel boerderijen en tuincentra op deze route. De aardbeienplanten liggen allemaal op stro om rotten te voorkomen. Heel slim!

 

Rondom de plaats Champlain zien we zeer grote en moderne huizen. Ze zouden ook heel goed tot hun recht komen in het Nederlandse landschap. Modern en hip.

 

Rond 12.30 uur zijn we in de buurt van Quebec. Omdat we tijd genoeg hebben besluiten we door te rijden naar het “Jacques Cartier National park”. Het staat bekend om zijn wandelpaden, schitterende valleien, bergplateaus en je kunt er kayakken. Ook de Jacques Cartier River loopt door het park. De kracht van het water heeft een 550 meter lange kloof gecreëerd. Het park ligt op 30 minuten ten noorden van Quebec.

Ze zijn flink aan de weg (de “173”) aan het werken als we richting het park rijden. Zo te zien zijn ze een volledig nieuwe weg aan het aanleggen. Als we het bord van het Jacques Cartier National Park zien, zien we ook dat de toegangsweg tot het park geheel open ligt. Helaas stond daarover niets op hun site. Omdat we niet weten hoever de weg open ligt, en we alleen maar vrachtauto’s en heel veel grind zien, besluiten we om niet af te slaan. We zijn bang dat de auto teveel schade oploopt, en dat we wellicht straks met leeggelopen banden zitten.

Ondertussen genieten we maar van de schoonheid van de omgeving. We hebben geen andere keuze. Daarnaast moeten we nog een 35 km doorrijden voordat we de mogelijkheid krijgen om te keren.

We worden overgoten met allerlei kleuren groen. We zien heel veel bergen. Een lust voor het oog, werkelijk waar. Het is dat we terug moeten richting Quebec, anders hadden we nog uren kunnen genieten van de omgeving.

 

We keren uiteindelijk dan toch terug naar Quebec City. Hiervoor gebruiken we onze uitgeprinte routes uit Google Maps. We vinden redelijk onze weg totdat we een “detour” (wegomlegging) tegen komen in het oude deel van Quebec. Dan laat ons richtingsgevoel ons in de steek. Gelukkig komen we ergens een heel vriendelijke dame tegen die ons weer met de neus in de goede richting zet. Daarna vinden we de B&B “Au Bois Joli” heel gemakkelijk. De B&B ligt in een prachtige wijk, de zgn Sillery Area. Grote huizen, lange oprijlanen en hele dure auto’s. De wijk is gelegen tussen de Pierre Laporte Bridge en Oud Quebec. Je zit in het buitengebied, maar toch vlak bij de stad. 10 minuten met de bus en je bent er.

“Au Bois Joli” ziet er aan de buitenkant heel netjes uit, en van binnen is het een prachtig huis. Sjiek zelfs. De gastheer spreekt redelijk Engels, zijn vrouw spreekt het veel beter. Het zijn hele lieve mensen, en zeer begaan met hun gasten.

We krijgen onze kamer te zien: heel bijzonder. De inloopdouche bevindt zich in de slaapkamer en is afgezet met een prachtige glaswand. De toilet bevindt zich achter 2 louvre-deuren. Heel apart. We komen voortdurend “uit de kast”, maar dan in letterlijke zin.

Er ligt een kaart voor ons klaar van Vieux Quebec en van l’Isle d’Orleans. Ook krijgen we informatie over het bussysteem in Quebec. Je kunt gewoon een dagkaart kopen, en dan zo vaak overstappen als je wilt. In het weekend kost de kaart 6,80$, en je kunt dan met 2 personen op 1 dagkaart reizen.

Gedurende de week kost een dagkaart 10$, maar dan per persoon!

We kunnen op de hoek van de straat de bus nemen naar Vieux Quebec. Morgen laten we de auto staan, alhoewel er voldoende parkeergelegenheid blijkt te zijn in het oude centrum. We vinden de bus een prima alternatief.

 

Op advies van Jean gaan we eten in een van de vele restaurantjes aan Maquire Street. Je hebt er keuze genoeg. Wij lopen binnen bij de Montego Resto Club. Een sjiek restaurantje, met een veelzijdige kaart: pasta, vis, vlees, vegetarisch.  We krijgen een plaatsje toegewezen op het buitenterras. De huiswijn is fris; het eten is verschrikkelijk lekker; we genieten met volle teugen. Als we naar huis lopen voelen we onze vermoeide benen.

 

Zaterdag 18 juni 2011: Quebec

Na een nacht met heel veel regen staan we om 8.00 uur op. Buiten is het inmiddels droog geworden maar de lucht ziet er nog flink grauw uit. Het wordt een dag voor de lange broek en de jas- tenminste daar lijkt het op.

Om 9.00 uur staat het ontbijt klaar. Vóór de eetkamer staat een karretje met koffie, thee, jus d’orange en cranberrysap. We kunnen daar gebruik van maken en vervolgens in de zitkamer wachten tot Jean ons komt halen. Er zijn nog 2 stellen in huis. Samen gaan we aan tafel. Voor ieder stel wel een eigen tafeltje. Georgette vertelt in het Engels en Frans wat we vanochtend gaan eten. We starten met verse ananasstukjes, waarover een dressing van room, kaas en limoen. Daarna een omelet (flinterdun als een crèpe) met ham en groene asperges, en daarbij een hollandaise saus. Het smaakt verrukkelijk!!!!

Als dessert staat er een eigengemaakte cake en een stukje fruittaart klaar. Het fruit wordt door Jean en Georgette zelf gekweekt.

 

Om 10.00 uur gaan we er op uit. Het is nog steeds grijs buiten. We nemen de regenponcho’s mee in de rugzak. Als het gaat regenen kunnen we daarmee onze camera’s beschermen.

Via Jean krijgen we een kaart voor de bus.

Op het hoekje van de straat wachten we op bus met nummer 11 erop. Die brengt ons naar Vieux Quebec. Het is een trip van ongeveer een kwartiertje.

We stappen uit bij Place D’Youville. Via de stadspoort St. Jean komen we Vieux Quebec binnen. In Rue Saint Jean komen we vervolgens heel veel gezellige winkeltjes en restaurantjes tegen. Het roept gelijk een warm gevoel op. Helaas “koelen we snel af” doordat er een regenbui naar beneden komt.

Gelukkig is het na een minuut of vijf gedaan met de regen, en breekt rond 13.00 uur de zon door de wolken heen. Gelijk is ’t een graad of 23.

 

We bezoeken de Basilique de Notre Dame de Quebec in Hauteville (bovenstad). We lopen binnen bij Chateau Frontenac (een zeer groot hotel van de Fairmont keten) en maken een wandeling over de 670 meter lange houten terrassen; “Terrasse Dufferin” genaamd. Bij de Promenade des Gouverneur moeten we 310 traptreden  beklimmen om aan het einde bij Cap Diamant uit te komen.

Bij Cap Diamant verlaten we de oude stad. Door de oude stadsmuur te volgen komen we vervolgens uit bij Honoré Mercier. Hier vinden we  Parliament Hill en de Tourny Fountain.

 

Nu zien we ook waarom er gisteren een omleiding was gemaakt. Zowel gisteren als vandaag vindt er de Tour de Canada plaats, een grote wielerwedstrijd. Massa’s motoragenten komen we tegen; ze moeten alles in goede banen leiden.

Via de Porte Saint Louis keren we terug naar het oude stadsdeel. We komen uit bij de Place Hotel de Ville. Hier vindt een straattheater plaats, waar we een tijdje toekijken.

 

We vervolgen ons pad naar “Basse Ville”. De haven, de overdekte marktplaats en Quartier Petit Champlain met zijn kleine winkeltjes en restaurantjes maken hier deel van uit.

Artiesten, schilders en tekenaars vullen de straten. Het is een kleurrijk geheel.

 

Met de ferry maken we de oversteek naar Levis. De tocht duurt slechts 10 minuten. Je hebt vanuit Levis  uitzicht op Haute Ville, Basse Ville en de haven. Doordat het wat grijs is aan de overkant, is het zicht wat minder goed, en kun je Vieux Quebec iets minder scherp zien.

We verblijven er maar kort. In de directe omgeving van de ferry is er weinig te zien dat ons nieuwsgierig maakt.

Om 17.30 uur zijn we terug in Vieux Quebec. We nemen de feniculair (lift) van “Basse Ville” naar “Haute Ville”. We zijn moe gelopen, en het begint af te koelen.

We nemen de bus terug naar onze B&B en zijn rond kwart voor zeven weer thuis.

 

We besluiten om te gaan eten bij “Erawan”, een Thais restaurant. We willen graag een biertje en een glaasje wijn bestellen, maar helaas blijken ze alleen frisdranken te verkopen. We mogen gerust aan de overkant van de straat een fles wijn of bier gaan kopen, en deze in het restaurant opdrinken, vertelt de ober. Het moet niet gekker worden………………………….

We bestellen een Thaise curry. Hij wordt in een razendsnel tempo op onze tafel gezet. Het eten smaakt prima. Als we willen afrekenen krijgen we allebei een rekening. Is blijkbaar de gewoonte hier.

We kunnen het als 1 rekening betalen.

 

We verlaten het restaurant en slenteren terug naar onze B&B. Na het schrijven van het reisverslag van vandaag, gaat het licht uit en is onze dag voorbij.

 

Zondag 19 juni 2011: Van Quebec naar Petit Saguinay

Route: Quebec> Parc de la Chute Montmorency (Beauport) > Saint Anne de Beaupre> Baie St. Paul > St. Simeon > Petit Saguenay

 

We staan om 7.15 uur op. Vandaag verlaten we Quebec en gaan richting Petit Saguenay. Dit ligt noordelijk van Quebec. We willen onderweg nog een paar keer een uitstapje maken.

Om 8.00 uur staat ons ontbijt alweer klaar. Vandaag starten we met yoghurt, opgeklopt met eiwit en daarna gemengd met gepureerde frambozen. Daarna een omelet met ham, kaas, champignons en uien. Wederom een ontbijt dat heerlijk smaakt.

We verlaten “Au bois joli” rond een uur of 9. Op 2 juli keren we nog een nachtje terug.

 

Vanuit Quebec zetten we koers naar het oosten. We volgen de route richting Sainte Anne de Beaupré. Ongeveer 16 km van Quebec vandaan ligt “Parc de la Chute Montmorency”, aan de Dufferin-Montmorency route. Vanuit de snelweg zien we de waterval al naar beneden denderen. De waterval is 83 meter hoog (=30 meter hoger dan de Niagara Falls), en komt neer in de St. Lawrence River. Het is een geweld van jewelste.

Je kunt de “suspensionbridge” die over de waterval heen loopt op 2 manieren bereiken:

  1. Via een wandelpad
  2. Via de telepherique = de gondel.

 

Behalve vanuit de weg kun je ook een goed zicht krijgen op de waterval, door de “panoramic stairs” te beklimmen. Je wordt er wél nat van; de waternevel verspreidt zich door de wind.

Als we op het onderste niveau staan komt de zon door en ontstaat er een prachtige regenboog in de nevel. Soms heel goed te zien, soms wat minder (al naar gelang de sterkte van de zon). We lopen de panorama stairs op tot halverwege, en keren dan om.

 

We lopen langs het water op; over de voetgangersbrug naar de gondels die ons naar boven brengen.

Vanuit de gondel kunnen we heel ver kijken. Achter ons zien we Chateau Frontenac, de haven en de industriegebieden van Quebec, liggen. We zien de brug die het vaste land verbindt met Î’le d’Orlèans, en natuurlijk de waterval die voor ons ligt.

Boven aangekomen lopen we over ’t pad naar de brug die over de waterval hangt. Een zeer stevige brug, die je niet eens voelt veren als er iemand voor of achter je loopt. Het uitzicht is prachtig. Echt genieten!

 

Met de gondel keren we ook weer terug.

We zoeken onze auto op en rijden richting Î’le d’Orlèans, ook wel de “Garden of Quebec” genoemd.

 

Over dit eiland loopt een weg ( highway 368), die ongeveer 55 km lang is.

Deze weg loopt door Saint Petronille, Saint Laurant, Saint Jean, Saint Francois, Saint Famille en Saint Pierre. Ieder dorpje heeft zijn eigen kenmerken.

Saint Petronille ligt aan de westkant van het eiland. Het staat bekend om zijn kerk; biedt een mooi uitzicht op Montmorency Falls, de baai van Beaupré, Quebec city en Cap Diamant. Daarnaast heeft Saint Petronille een hele mooie werf.

Saint Laurent staat bekend om zijn boerderijen, bossen, aardbeien. Saint Jean heeft een marine-achtergrond en staat verder bekend om zijn agrarische cultuur.

 

Saint Francois vind je aan het oostkant van het eiland. Je vindt er lavendeltuinen, en o.a. een uitkijktoren van waaruit je een blik kunt werpen op de eilandjes die in de St. Lawrence river liggen.

In Sainte Famille kun je genieten van een prachtig uitzicht op de Cote de Beaupré en Monte Sainte Anne. Verder staat dit plaatsje bekend om zijn druiven en frambozen.

Tot slot Saint Pierre. Vanuit deze plek heb je een prachtig uitzicht op de Laurentian Mountains en in dit plaatsje staat de “Eglise St. Pierre”.

 

Inmiddels is het rond een uur of 1 in de middag. We verlaten het eiland en rijden via de brug terug naar de hoofdweg, en dan richting Sainte Anne de Beaupré voor een bezoek aan de Basilique de Sainte Anne de Beaupré. De plaats staat als pelgrimsoord bekend. Een prachtige basiliek, heel hoog, prachtige kleuren, indrukwekkend glas in lood, en een heel mooi patroon in de gewelven van het plafond.

Onder de basiliek liggen een aantal kapellen die je via de basiliek kunt bereiken. In 2 ervan is een mis aan de gang, maar in de 3e kapel kunnen we binnen. We zien prachtige blauwe kleuren en muurschilderingen. Heel indrukwekkend.

 

Hierna stappen we opnieuw in onze auto en rijden door naar Beaupré, waar we de “Canyon Sainte Anne” bezoeken. Deze canyon ligt ongeveer 6 km ten oosten van Sainte Anne de Beaupré. De route staat prima langs de weg aangegeven.

We kopen een kaartje en lopen naar de canyon. Je begint op het hoogste punt en loopt via 7 punten terug naar de plaats waar je gestart bent. Op 3 momenten loop je over een “suspension bridge”. Je loopt er het rustigste overheen als niemand voor of achter je loopt. Iedere stap van een ander voel je. Je voelt de planken onder je meeveren. Een heel eng gevoel.

 

Er valt heel wat water uit Rivière Sainte Anne du Nord naar beneden. Het water valt 74 meter naar beneden. Enkele rotsbeklimmers steken op verscheidene plekken de kolkende rivier over. Natuurlijk zijn ze goed gezekerd! Alleen de aanblik al, maakt me aan het beven. We lopen de trail rondom de canyon. Er zijn vele mooie uitzichtpunten! Een bezoek aan de canyon is de moeite waard.

 

 

Vanuit Canyon Sainte Anne zetten we verder koers naar Petit Saguenay. We zien onderweg veel bergen en loofbomen. De weg gaat alle richtingen op: de ene keer een hele tijd rechtdoor, dan weer met bochten, en heuvel op en af. Echt een hele mooie route. Met tijd en wijl zien we de St. Lawrence river liggen. Het is een plaatje.

 

De laatste 53 km rijden we over de highway 170; ook een hele mooie weg. Veel groen, en in de verte zien we de bergen liggen. Het grote verschil met de highway 138 is dat het hier nog rustiger is. Je ziet amper een huis langs de weg.

In Petit Saguenay aangekomen horen we dat er alleen een kleine bistro is, waar we wat kunnen eten. De kaart is klein: soep, pizza of panini. We kiezen voor de pizza. De bodem is erg dun, maar de pizza smaakt goed.

De les voor morgen: eten voordat we terugkeren naar de B&B.

 

We verblijven 2 nachten in Auberge de les 2 Pignons. De auberge staat te koop. We zijn de enige gasten. Ons kamertje is klein; onze badkamer nog kleiner. In de douche kun je je net draaien, maar bukken lukt niet. Deze B&B is beduidend minder van klasse dan onze vorige B&B, maar het zal wel loslopen.

 

 

Maandag 20 juni : Saguenay National Park

Om een uur of 8 staan we op, na een nacht van draaien in een bed dat “piept”  en in beweging blijft als je je omdraait. Het is net alsof je in een schommel zit; alleen de schommel beweegt van voor naar achter, het bed beweegt van links naar rechts.

Na een douche in een te kleine ruimte gaan we naar beneden voor het ontbijt. We krijgen de klassieke kost: jus d’orange, eieren, bacon,gebakken aardappeltjes en wat fruit. Netjes, maar niets bijzonders.

 

We verlaten de B&B en gaan op weg naar het Saguenay National park. Het ligt ongeveer 24 km oostelijk van de B&B.

We starten in L’Anse St. Jean. Via “Rue de Saint Jean Baptist” rijden we naar “Anse de Tabatière”. Een prachtig uitkijkpunt over de Saguenay Fjord.

Voor we op pad kunnen moeten we eerst entree betalen. Dat loopt niet zo gladjes. We willen de $11,00 betalen met onze creditcard, maar aan de balie hebben niet zo’n “rits-rats”ding en al helemaal geen pinautomaat.

Het creditcard-formuliertje moet nog met de hand geschreven worden.

We schrijven ons adres, postcode, plaats en land van herkomst op een papiertje. Ook moet het telefoonnummer erop. We mogen wel alvast de auto op de parkeerplaats zetten, maar moeten daarna terugkomen.

In de tussentijd neemt de mevrouw de gegevens over op het creditcard formulier. Ook checkt ze telefonisch of alles klopt. Als we terugkeren aan de balie, moeten we het formulier ondertekenen, en mogen we het park in. Wat een werk voor $11.00.

Bij het uitkijkpunt komen wen een gids tegen van Sepaq (1 van de 2 beheerders van de Canadese nationale parken). Ze geeft ons informatie over de omgeving en vertelt dat ze ooit met school 2 weken in Amsterdam is geweest.

 

Ze adviseert ons om naar Rivière Eternité te rijden. Dit is ook een gedeelte van het Saguenay National Park. Als we de tijd hebben en willen wandelen, moeten we de trail “Sentier de la Rivière” lopen. Je komt dan uit bij het “Statue Notre Dame du Saguenay”. Het is een trail van 7 km (=heen en terug), met een duur van 3-4 uur, en echt de moeite waard, volgens de gids.

 

Oké, we gaan op pad. Gezien het feit dat we een wandeling willen maken vandaag, hebben we al de lange broek aan, en de autan (tegen de muggen) in de tas zitten.

We rijden naar Rivière Eternité en eten even een kleinigheid, voordat we aan de trip beginnen.

Daarna gaan we ervoor, nog niet wetende wat we de eerste 1,5 uur alleen maar omhoog gaan via trappen van hout of via stenen. Het is een hele klus. Gelukkig is het geen 30 graden, maar al die inspanning maakt je wel af en toe wat trillerig.

Na een klim van 1,5 uur komen we aan bij Halte Bellevue. Daar staat ook een gids, die ons info geeft over het ontstaan van de fjorden.

In de Saguenay fjord komt zowel water van de zee als water van de rivier bij elkaar.

Warm vers water stroomt aan de oppervlakte (uit de St. Jean en de zijrivieren); koud zoutwater stroomt in de diepte vanuit de St. Lawrendce

 

De gids komt uit Nieuw Caledonië (een eiland in de buurt van Australië/Nieuw Zeeland). Ze heeft bijna haar studie van 3 jaar afgerond, en keert hierna terug naar haar thuisland. Haar moedertaal is Frans, maar ze doet echt haar best om het verhaal in het Engels uit te leggen. Met onze hulp erbij, krijgt het verhaal toch een lijn. Het is een leuke en gezellige ontmoeting.

 

Hierna vervolgen we ons pad naar boven. De gids heeft ons verteld dat we nog een stuk moeten afdalen voordat we het beeld bereiken.

Nadat we haar verlaten hebben wordt het wandelpad even wat vlakker, daarna gaan we nog verder omhoog, om uiteindelijk het laatste stuk af te dalen via traptreden en stenen. We zijn ontzettend trots op onszelf als we het beeld bereiken. Er zijn een aantal momenten geweest dat we echt op hebben . willen geven. Gelukkig hebben we dat niet gedaan.

Het “statue” staat op een klif, en is een daar neergezet als  “een bedankje” van Charles Napoleon Robitaille. Hij viel in 1878 met zijn paard en zijn bagage door het ijs. Hij bad toen tot de maagd Maria en vroeg haar om hem te helpen te overleven. Het lukte hem uit het ijs te komen. Hierna werd hij ontzettend ziek, en ook toen bad hij weer om hulp van Maria. Hij overleefde opnieuw. Daarna besloot hij een gedenkteken te laten maken. Het beeld is 7,5 meter hoog; het is in 14 delen naar boven gebracht en op de rots opgebouwd. Nu staat het te schitteren op Cap Trinity in de Saguenay Fjord. (sinds 1881).

 

We genieten van het prachtige uitzicht en rusten een poosje uit op een dikke steen. Er staat ons nog een flinke klus te wachten. We moeten nog terug!!!!

Tot aan Halte Bellevue moeten we klimmen; daarna gaat het alleen nog maar naar beneden. Opnieuw een hele klus, maar het loopt zich een stuk gemakkelijker. We zijn benieuwd naar de reactie van onze spieren morgen. Hoe pijnlijk zullen onze benen dan aanvoelen?

Het is een prachtige, maar enerverende dag geweest. Als we terugkomen bij het restaurantje zoemen de muggen om ons heen. In de bos is het heel erg meegevallen, maar nu staan we weer aan het water, en dan hebben de muggen weer volop plezier met het plagen van mensen.

We besluiten om ons drinken in de auto op te drinken, want het is geen doen zo.

Je blijft om je heen slaan; het geluid van de muggen bij je oren maakt je rusteloos!

 

Inmiddels is het bijna 18.00 uur. We rijden terug naar Petit Saguenay.

Onderweg maken we een stop bij een restaurantje in L’Anse St. Jean. Het is een van de weinige restaurantjes die we vanochtend gezien hebben. Het eten smaakt prima.

Om 19.30 uur zijn we terug in de B&B. We schrijven ons reisverslag en daarna geven we de pijp aan Maarten. De dag is vermoeiend genoeg geweest.

 

 

Dinsdag 21 juni: van Petit Saguenay naar Baie Sainte Catherine.

Route: Petit Saguenay > Saint Simeon > route 138 > Baie Sainte Catherine.

 

We laten Petit Saguenay achter ons, en keren terug via de “170” om daarna bij Saint Simeon de route “138”op te pakken.

Het wordt wat minder druk wat betreft de bergen om ons heen. We zien wel veel vaker de

St. Lawrence liggen. Bij “Pointe Noire Interpretation and Observation Centre” bouwen we een stop in. Officieel gaat het centrum pas op 23 juni open. Er zijn een aantal medewerkers aanwezig en we mogen doorlopen naar de uitkijkpunten. Het waait heel erg hard, en het is erg koud op de punt. De wind kan aan alle kanten aan je komen. Pointe Noire staat bekend om de aanwezigheid van Beluga’s (witte dolfijn). Meestal is die in de fjord aanwezig tijdens de zomermaanden. Op dit moment is er echter nog geen beluga te zien. Wellicht zijn we nog wat vroeg in het seizoen.

 

We keren terug naar onze auto en rijden de weg af. Op het einde van de weg staan we aan het water. De weg eindigt hier. Met de ferry maken we in 10 minuten  de gratis overtocht naar Tadoussac. In de zomer varen 3 ferry’s iedere 20 minuten op en neer. In de andere seizoenen gaat 2x per uur een ferry naar de overkant. Je kunt er niet voor boeken; je sluit aan in de rij.

In Tadoussac aangekomen rijden we door naar het CIMM (Centre d’interprétation des mammifères marins= informatie centrum mbt de dieren die in de baai leven). Hier parkeren we onze auto. We gaan even naar binnen, maar kiezen er uiteindelijk voor om de whale-watch tour te maken met Crossière 2001. We gaan om 13.15 uur met de boot het water op, en keren om 16.15 uur terug. Het water is rustig, en het is heerlijk op de boot. Af en toe wat frisjes, maar dat is geen probleem.

We zien enkele kleine Minke-whales, een aantal Fin-whales, en een orka.

Als we terug zijn aan wal rijden we terug naar de ferry die ons overzet van Tadoussac naar Baie Sainte Catherine. We vinden de B&B “Au gite de la Chute” vrij snel. We worden verwelkomt door Chantal, de partner van Diana. Diana is in Montrèal, en Chantal neemt de honneurs waar.

Wat een energie heeft die vrouw, en wat een geratel. De mond staat niet stil; lijf en leden zijn de hele tijd in beweging. Als je dat een halve dag moet aanhoren, word je zelf wellicht ook “hieperdepiep”. Chantal is een geweldige gastvrouw maar daarnaast heel erg druk!.

 

We krijgen de sleutel van onze kamer, die op de benedenverdieping ligt. We zijn de enige gasten.

De kamer is super netjes. Het bed groot en hoog (je moet bijna fierljeppen om er in te komen); en we hebben een grote aparte badkamer; echter ook hier hebben we wederom een kleine douchecabine.

 

We gaan naar buiten en op zoek naar een restaurantje. Een kleine kilometer verderop liggen er een paar langs de weg.

We eten bij restaurant “Grande Alliance”; ze hebben veel streekproducten en vis op de kaart staan.

Het is er rustig, en het eten smaakt uitstekend.

Hierna keren we terug naar de B&B. Morgen gaan we door naar Gaspé Island.

We moeten daarvoor met een grote ferry oversteken. We hebben een lange reisdag voor de boeg.

 

 

Woensdag 22 juni 2011: Van Baie Sainte Catherine naar Sainte Anne Des Monts (gaspé island)

Route:

  1. Oversteek met ferry van Baie Sainte Catherine naar Tadoussac
  2. Tadoussac naar Forestville over route “138”
  3. Oversteek Ferry Forestville naar Rimouski
  4. Rimouski > route “132” > Sainte Anne des Monts.

 

Vanochtend zijn we om 7.30 uur opgestaan omdat we rond 9.30 uur de ferryoversteek willen maken van Baie Sainte Catherine naar Tadoussac..

Chantal – onze host- heeft het ontbijt al bijna klaar staan als we in de keuken komen. Brood, notenbrood, bagels en muffins staan in mandjes op tafel. Daarnaast 7 soorten jam (allemaal zelf gemaakt), honing, pindakaas, en een kaasplankje. Voor allebei een bakje fruit, jus d’orange en daarbij ook nog 1 cm hoge pannenkoeken. Waar moeten we dat allemaal laten, vragen we ons af.

 

Chantal heeft absoluut geen ochtendhumeur. Ze ratelt en ratelt maar door, en is continue in beweging.

Zelfs de adrenaline in ons lijf gaat ervan stijgen, ook al zitten we rustig aan tafel. Wat een energie heeft ze!

Als we na een tijdje in de auto zitten genieten we met volle teugen van de rust. Eindelijk stilte……………heerlijk.

 

Het is rustig bij de ferry naar Tadoussac. We kunnen al met de eerstvolgende ferry over. Het duurt wel even voordat we aan het varen zijn, want er moet natuurlijk gezorgd worden voor stabiliteit op de boot. Hiervoor heb je een goede verdeling van de auto’s nodig.

 

Om 10.15 uur zijn we al in Tadoussac. We vervolgen de route over de “138” naar Forestville. Een weg die zeer goed loopt, en waarbij we de St. Lawrence vrijwel de hele tijd aan onze rechterzijde hebben.

Er is weinig verkeer, de dorpjes zijn klein en er staan (net zoals in de rest van de route die we tot op heden gereden hebben ) heel veel huizen te koop. Er lijkt weinig verkocht te worden.

 

We arriveren ruim op tijd in Forestville; 1.45 uur vóór vertrek van de ferry. We moeten er een uur van te voren zijn, dus dat zit wel goed. Het weer is goed, en het uitzicht is prachtig. We genieten ervan, en zitten geduldig onze tijd uit.

We hebben op voorhand de ferry via internet gereserveerd. Er kunnen slechts 30 auto’s op de ferry (catamaran), en daarnaast 175 passagiers. We wilden niet het risico nemen dat de ferry vol zou zijn, want dan moeten we zo’n 600 km omrijden, om op hetzelfde punt uit te komen.

Mensen die niet gereserveerd hebben, moeten in een aparte rij gaan staan, en afwachten of ze meekunnen. In het hoogseizoen steekt de catamaran 3x per dag over. De overtocht duurt ongeveer een uur en kost $80,00 die je tijdens de oversteek betaalt.

 

Om 13.00 uur komt de catamaran de hoek om. Wat een tempo heeft dat ding!

De brug waarover de auto’s van de ferry moeten rijden ziet er erg smal uit. Eng hoor! De “snuit” gaat open en heel langzaam komen de auto’s 1 voor 1 naar boven gereden. Als de catamaran leeg is worden de auto’s die naar Rimouski moeten, 1 voor 1 naar binnen geloodst. Een precisie werk. Om 13.30 uur varen we weg. De catamaran is snel op dreef. Om 14.40 komen we in Rimouski aan; een overtocht van 48,5 km achter de rug.

 

We zoeken de route “132 East” op, richting Sainte Anne des Monts. Het landschap is vrij vlak, de St Lawrence bevindt zich links van ons. We rijden af en toe door een grote plaats, zoals Les Escoumin en Matane. Er is veel meer industrie aanwezig en we zien heel veel windmolens bij Cap Chat. Vuurtorens sieren het landschap op. Het is een prachtige en goedlopende route.

Om 17.30 uur komen we in Sainte Anne des Monts aan. We overnachten 2 nachten in B&B Gite de Petite Falaise. De gastvrouw spreekt alleen maar Frans; wij alleen maar Engels. We begrijpen haar in grote lijnen wel, maar zij begrijpt nauwelijks wat wij zeggen. Dat wordt handen en voetenwerk in de communicatie. Het zal wel loslopen.

 

We krijgen de sleutel van onze kamer; ook hier het bad in de kamer, de toilet in een kast.

Vanuit de B&B zien we de St. Lawrence liggen en genieten van een schitterende zonsondergang.

We lopen naar het dorp en eten bij “Le vieux Sainte Anne”. Doordat ik de franse vertaling van een kippenpoot  niet ken, bestel ik (achteraf gezien) het verkeerde gerecht. Ik dacht dat ik een kipfiletje besteld had. Een dikke poot met heel veel vlees wordt op tafel gezet.

Help! ……………….. ik hou niet van het gepeuter aan een botje. Gelukkig  is het vlees zo gaar dat het gemakkelijk met een vork eraf te trekken is. Het smaakt goed.

 

Morgen gaan we naar Gaspé National Park. Eens kijken of er ook wat wildlife te spotten valt. Tot op heden hebben we nog niets gezien.

 

 

Donderdag 23 juni 2011: Gaspé National Park

We staan om 8 uur op. We hebben tijd genoeg vandaag; er is geen haast. Het Gaspé National park ligt dicht in de buurt van Saint Anne des Monts.

Als ontbijt krijgen we pancakes en heel veel vers fruit. De gastvrouw en ook wij doen ons best om een gesprek gaande te houden, maar de taal is een flinke barrière.  Ze begrijpt ook niet goed wat wij in het Engels vertellen; andersom lukt het ons redelijk om ’t Frans te volgen.

 

Rond 10.00 uur vertrekken we naar Gaspé National Park. Het is een klein park dat je gemakkelijk in 1 dag kunt bezichtigen. Het centrum ervan ligt in het Mont Albert gebied.

Via Google Maps hebben we een route gedownload; echter deze brengt ons al heel snel naar een grindweg. We zien inderdaad allerlei bordjes die aangeven dat ’t een officiële weg is, maar ’t wordt ons wat te gek als de grindweg in een modderig zandpad verandert. We keren op een wat breder stuk van het pad, en rijden terug naar de verharde weg. Het is even zoeken, maar ineens zien we route “299” aangegeven, die ons naar Gaspé National Park leidt.

De weg is verhard, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Heel veel gaten en opgevulde delen komen we op onze route tegen.

 

Als we in het Gaspé National park aankomen is het entreehokje gesloten. Bij de deur hangt een bakje waarin zich een soort “kraskaarten” bevinden. Je krast de datum en maand weg, en het aantal personen die het park bezoeken. Dit doe je ook op de kopie die eraan vastzit. De kopie moet je bij je hebben als je de auto verlaat. Het origineel moeten we in een envelop stoppen. Hier doe je tevens je entreegeld in ($ 5,50 p/p).

Hierna rijden we naar het visitor center en laten ons daar uitleggen hoe we bij de “Mont Ernest la Force” route komen. Hier heb je de grootste kans om een Moose te zien.

Opnieuw moeten we een grindweg op, die 9 km lang is. Heel breed, heel stoffig en heel veel hobbels. Uiteindelijk vinden we de parkeerplaats die zich aan het begin van de wandelroute bevindt, en gaan we op pad naar het uitzichtpunt “Le Mont Ernest Force”.

 

Jippie, wat een geluk hebben we weer. We moeten eerst 2,4 km stijgen, voordat we op het uitkijkpunt aankomen. We moeten een hoogte van 155 meter overbruggen. De lucht ziet er steeds donkerder uit; af en toe klaart het op. Op enkele bergtoppen ligt nog sneeuw, ook al is de maximumhoogte van de Mont Jacques Cartier 1270 meter hoog.

De route valt onder de categorie “gemiddeld / zwaar”. We zien onderweg veel beekjes, naaldbomen en heel veel varens. Tijdens onze klim zien we helaas geen Moose.

Het uitzicht is prachtig. We zetten ons neer op de bankjes die er staan, en genieten van de omgeving en de rust. Heerlijk!!

 

Een half uurtje later gaan we aan de afdaling beginnen. Het gaat flink omlaag, en doordat er veel steentjes en zand ligt, glijd je af en toe een beetje weg. Toch is de terugtocht gemakkelijker dan de weg omhoog.

Net voor het einde van de wandeling zien we in het gras tussen de bomen een grote bull-moose liggen. Toch nog 1 gescoord!

Langzaam aan begint het te regenen. We besluiten om terug te keren naar het visitor center, en daar het weer even af te wachten. We rijden opnieuw over de stoffige weg; onze auto heeft ineens een andere kleur.

 

Gelukkig klaart het na een uurtje op en gaan we naar “Chute St. Anne”. Het is een mooie waterval. We lopen de route die langs het water oploopt. Heel mooi.

Daarna begeven we ons opnieuw naar de 9 km lange grindweg, en rijden richting “Lac aux Americains”. Daar lopen we een gemakkelijke trail, waarbij we slechts 90 meter hoogte moeten overbruggen. Met het gevoel van de vorige klim nog in de benen gaan we op pad. Het pad is minder steil, maar we voelen het wel in onze vermoeide benen.

Uiteindelijk komen we uit bij ’t meer. Hoog op de berg ligt nog sneeuw. De zon schijnt over het meer, en de kikkers brullen volop. Het is een prachtig plaatje.

Rond 16.15 uur keren we terug naar onze auto, en via het grindpad bereiken we opnieuw de verharde weg. Onze auto is toe aan een wasbeurt. 52 km grindpad op een dag is wat erg veel…………..

Het wassen laten we echter aan het autoverhuurbedrijf over als we terugkeren in Montrèal.

 

Rond 18.00 uur zijn we terug bij de B&B. We gaan eten bij Restaurant de Quai. Een prima plek om te vertoeven. De bediendes spreken ook engels!

 

Morgen verlaten we Sainte Anne des Monts. We rijden dan langs de kust op naar de plaats Gaspé.

 

 

Vrijdag 24 juni 2011:  van Sainte Anne des Monts naar Gaspé

Route: Sainte Anne des Monts > route “132” > Forillon National Park > Cap des Rosiers > Gaspé

 

Op 24 juni wordt in Quebec de feestdag van “St Jean Baptist” gevierd. Deze dag is voor  ’t Franstalige Quebec een grotere feestdag dan 1 juli waarop Canada-day wordt gevierd.

Om 8.00 uur staan we op en schuiven even later aan voor het ontbijt. Een bord vol fruit, wentelteefjes en yoghurt. Om 10.00 uur gaan we op pad. We vervolgen de highway 132E en stoppen onderweg op 3 plaatsen om daar de vuurtorens vast te leggen. Het is een prachtige route.

Na het plaatsje Grande Valle verandert de weg enorm. Er komen meer bochten in, en we moeten vaker een flink eind stijgen om daarna tussen de 11 en 15% te dalen. We blijven het grootste deel van de route langs de St. Lawrence River rijden.

Rond een uur of 2 komen we aan in het Forillon National Park. Dit park ligt aan de oostzijde van het Gaspé schiereiland. De mist komt over zee aanzetten. We bezoeken het interpretation center en lopen de tocht “Prelude Forillon” ; een korte wandeling over een boardwalk.

 

Daarna rijden we door naar de noordelijke sector van het park. We zetten de auto neer bij “Cap Bon Ami”. We zijn weer eens op een kaap! De mist komt en gaat; het waait erg hard. Een jas is dringend aan te bevelen.

We lopen naar een uitkijkpunt en ruiken al op afstand de mest van de zeevogels. Het uitzicht is prachtig. Aalscholvers, meeuwen, en de “murre” vliegen af en aan. Ze zijn druk bezig met het maken van hun nesten op de kliffen. Met de wind komen hun geluiden en de geur van mest aan land.

 

We besluiten om de trail te lopen naar de “Mont Saint Alban Observation Tower”; een route waarbij we eerst 2,3 km naar boven moeten lopen. Als we vertrekken vanuit de parkeerplaats weten we nog niet hoe hard de route stijgt; gedurende de wandeling/klim komen we er achter!

In de brochure staat vermeldt dat je vanuit de Tower een zicht van 360 graden hebt over de Appalachen, Cap des Rosiers lighthouse, Perce Rock en Forillon Peninsula. Daar hebben we wel oren naar.

 

Gedurende 5 kwartier wandelen en klimmen we over een bospad, stenen en traptreden naar boven. Een steile klim. Hoe hoger we komen, hoe meer mist we zien opkomen. We hopen dat onze inspanning alsnog met een mooi uitzicht beloond gaat worden, maar gaandeweg de wandeling lijkt die kans steeds minder groot. We vragen ons af waar de Tower staat, want nergens hangt een bordje.

Plots staan we dan toch -na een bocht-  bij de uitkijktoren. Om van het uitzicht te genieten moeten we echter nog 482 treden beklimmen. Ons hartje gaat te keer van de klim! Als we op het bovenste plateau staan zijn we helemaal omgeven door mist. De vuurtoren en Cap Bon Ami liggen geheel in de mist. We zien nog wel wat bomen en een gedeelte van de Golf of St. Lawrence, maar verder helemaal niets. Jammer!

 

Dan maar terug naar de Kaap: 482 treden dalen, en dan het steile bospad naar beneden. Het gaat wat sneller dan op de heenweg, maar hier en daar is het zo steil dat het afdalen toch nog een hele klus is. Na 45 minuten zijn we weer beneden.

Bij de Kaap aangekomen hebben we weer goed zicht. We zien af een toe een pluimpje lucht uit het water omhoog komen. Er zijn 2 walvissen in de buurt. Soms zien we een gedeelte van hun rug uit het water komen. Ze blijven gezellig bij elkaar in de buurt spelen.

 

Als we Cap Bon Ami verlaten hebben rijden we naar onze B&B “Gite au porte du parc”. Deze ligt op de route van het park zelf, in het plaatsje Gaspé.

We worden vriendelijk ontvangen door onze gastheer en gastvrouw. We hebben de suite in de kelder gereserveerd. Een pracht van een ruimte. Heerlijk rustig.

Van onze gastvrouw Giselle krijgen we de tip om rond 19.00uur terug te rijden naar het Forillon NP. De bevers worden dan actief, en laten zich dan veelvuldig zien. Er zijn 2 plekken waar je ze vanuit de weg kunt zien. Giselle wijst ons de plekken op de kaart aan.

We gaan terug het park in en zien inderdaad 2 bevers zwemmen. We blijven zo’n 20 minuten aan het pondje staan en keren dan terug naar Gaspé. Het wordt erg koud.

We eten een hapje in een van de weinige restaurantjes die er liggen.

Daarna keren we terug naar onze B&B. Na het schrijven van het reisverslag sluiten we de dag af. Morgen willen we naar Perce Rock en Bonaventure Island. Het ligt een beetje aan het weer. Er komt vrijwel zeker regen volgens de weersvoorspellingen.

 

Zaterdag 25 juni: van Gaspé naar Percé

Route: Gaspé >  Perce Rock > Bonaventure Island > Percé

 

We staan op en zien na het openslaan van de gordijnen, dat het droog is. Er schijnt heel voorzichtig een zonnetje. Toch blijft het weerbericht op TV aangeven dat we regen gaan krijgen vandaag. De kans is 80%. Dat moet toch nattigheid geven. We wachten het maar af.

Eerst maar een ontbijt. Er zijn nog 2 stellen in de B&B aanwezig; 1 stel spreekt Duits, het andere stel alleen maar Frans. Er is volop toast, pancakes, en koffie of thee. Het smaakt goed.

 

Om 10.00 uur vetrekken we vanuit Gaspé. Gaandeweg de rit komt de bewolking steeds meer opzetten. De route is minder fraai dan de route die we gisteren gereden hebben. Minder indrukwekkend, minder variatie: weinig bochten, minder groen, meer kapotte stukken in de weg.

Het enige echte mooie stuk van de highway 132 ligt net voor Percé. Een prachtige landtong, witte huisjes, Percé Rock in zee, en op een afstand zien we ook Bonaventure Island liggen. Het uitzicht is een plaatje! Bonaventure Island ligt 5 km uit de kust, en is alleen bereikbaar met de boot. Er bevindt zich een grote kolonie Jan van Genten op het eiland.

 

Het waait hard in Percé, maar het is droog. We rijden even door om te kijken waar ons hotel (Panorama de Percé) ligt. Het ligt aan het einde van de weg, net voordat je het dorp uitrijdt. Oké, dat weten we dan alvast.

We keren om, en parkeren onze auto op een parkeerplaats, waar we 10 dollar moeten betalen voor de hele dag.

Voordat we een ticket gaan kopen voor de overtocht naar eiland, drinken we eerst een kopje koffie. Er is gelegenheid genoeg in het dorpje om een hapje te eten, en wat te drinken. Nadat we onze koffie op hebben gaan we op zoek naar een ticketverkoper. Zij ziet ons eerder dan dat wij haar. We kunnen mee met de 1 uur durende tour van 13.00 uur. We kopen 2 tickets.

 

 

Een kwartier voor de afvaart melden we ons aan de kade. We zijn maar met 10 personen, en worden allemaal in een kleine overdekte vissersboot gezet. De zee is ruw. De tocht met de boot is geen plezierige trip. De boot schudt op de golven heen en weer. Diverse mensen worden er zeeziek van en er moeten emmers aan te pas komen……………………………

 

We varen eerst een uurtje op zee: rondom Percé Rock, dan via de achterzijde van Bonaventure Island –waar je de nesten van de vogels tegen de klippen ziet- en dan naar de voorkant van het eiland, voor de wandeling naar de vogels.

Tijdens de vaart zie ik heel even een vlaag van de zeehonden die op de rotsen aan de achterkant van het eiland liggen, en ook zie ik in een flits de vele vogels. Verder kijken we maar zoveel als mogelijk naar 1 punt, omdat de misselijkheid daarmee nog in bedwang te houden is.

 

Met zeebenen komen we aan land. Even bijkomen, en dan de 2,8 km lange route naar de kolonie. De trail staat aangegeven in de brochure als “intermediate” (gemiddeld zwaar). We doen er 60 minuten over om bij de vogels te komen. De zwaarte valt ons heel erg mee, vooral als we deze trail vergelijken met de overige routes die we gelopen hebben.

 

We gaan op pad. Al op een kilometer afstand ruiken en horen we de vogels. Aan het einde van het pad komen we uiteindelijk uit tussen duizenden wit-gele vogels. Overal om ons heen zien we vleugels. De aanblik is geweldig. Wat een prachtig beest. We zien er nog meer dan vorig jaar toen we een kolonie Jan van Genten bezochten op Cape St. Mary, Newfoundland. Tot op een halve meter kun je vogels benaderen. Een touw geeft de grens aan tussen mens en dier. Via een boardwalk kun je tussen de vogels gaan staan. Het is een waanzinnig mooi gezicht. Je weet niet wat je ziet en hoort. Boven je, naast je, onder je………………..overal Jan van Genten. We zien nog geen pasgeboren vogels. Volgens de ranger van Sepaq gaat het niet lang meer duren voordat de eerste jongen uit het ei komen.

Na een klein uur keren we terug. Stil van alle indrukken.

 

De boot vertrekt om 16.45 uur; gelukkig is deze boot een flink stuk groter dan ons vissersbootje aan het begin van de middag. Ook ligt hij een stuk stabieler in het water.

Als we aan land komen gaat het regenen. We hebben geluk gehad vandaag. Met uitzondering van de bui onderweg naar Percé, hebben we het droog gehouden. Het is wel een koude dag geweest, maar daar kun je de kleding aan aanpassen. Al met al, een top dag.

 

 

Zaterdag 26 juni 2011: Van Percé naar Dalhousie

Route: Percé> Campbellton (new brunswick) > Dalhousie

 

Vandaag verlaten we de provincie Quebec, en rijden naar de provincie New Brunswick. New Brunswick behoort tot de Atlantische provincies. Bekend om zijn grote getijdenverschillen!

Als we opstaan en de gordijnen openslaan, kunnen we hooguit 100 meter voor ons uit kijken. Het heeft geregend, en er hangt een flink pak mist. Percé Rock en Bonaventure Island zijn niet te zien. Zelfs niet als we een uurtje later gaan ontbijten in de buurt van de haven.

Zeemeeuwen vliegen af en aan; de Jan van Genten doen ook mee. Je ziet ze als een raket het water in duiken, als ze hun kostje gaan vangen. Razendsnel, als een speer.

 

We gaan na het ontbijt op pad. De eerste 2 uur blijft het regenen; daarna af en toe een druppel. De bewolking blijft aanwezig.

Bij Port aux Croix verlaten we Gaspé Island en steken de brug over naar New Brunswick. We komen uit in het plaatsje Campbellton, een gezellig vissersplaatsje. We krijgen te maken met een time-zone, en we moeten onze horloge een uurtje vooruit zetten.

In Campbellton maken we een kleine wandeling langs het water en gaan een kopje koffie drinken bij ChezWes. We horen de Engelse taal om ons heen; heerlijk. Een stuk gemakkelijker dan ’t Frans.

Na de koffie lopen we het overdekte winkelcentrum in dat tegenover ChezWes ligt. Bij Dollarama kijken we onze ogen uit. Allemaal spulletjes tussen de $1-5. Wat een keuze hebben ze hier!

 

Nadat we onze spulletjes bij elkaar hebben, rijden we door naar Dalhousie. We verblijven een nachtje in het Best Western Manoir Adelaide. We krijgen een mooie kamer toegewezen. Het is rustig in het hotel. In het dorpje zelf is niets te beleven. Maar daar zijn we ook niet voor gekomen. We hebben alleen een plek nodig waar we kunnen slapen.

 

’s Avonds zien we het Engelse koppel, dat we enkele dagen geleden in La Martre tegen kwamen. We schuiven aan en drinken samen een borreltje. Het is een gezellige avond.

Morgen gaan we verder richting het Kouchibouguac National Park.

 

 

Maandag 27 juni:  Van Dalhousie naar Rexton.

Route: Dalhousie > Bathurst > Miramichi > Kouchibouguac National Park > Rexton

 

De zon schijnt als we Dalhousie verlaten. Een wonder na die hevige regenbui die gisteravond uit de lucht kwam vallen. Aanvankelijk meenden we dat iemand in een andere kamer het bad liet vollopen, maar het geluid bleef zo lang aanhouden, dat het bad inmiddels overgelopen had moeten zijn. Toen we door het raam naar buiten keken, bleek het echter enorm te regenen. De parkeerplaats stond volledig blank.

 

Na ’t ontbijt gaan we op pad, en rijden richting het zuiden. We brengen vandaag een bezoek aan het Kouchibouguac National Park. (spreek uit als Koetsjieboekwa)  Er zijn twee routes die door het park lopen. De meeste mensen gaan naar het park voor de meren en stranden. Het park bestaat uit meren, zoute marslanden, zandduinen, bossen, velden en moerassen.

Ook is er een grote kolonie zeemeeuwen en broedt de plevier er in de zomer. Momenteel is daarom een stuk van het strand afgesloten.

Het zonnetje is inmiddels flink gaan schijnen en de bewolking is verdwenen. We vermaken ons met een flinke wandeling over het strand bij Kelly’s Beach. Daarna willen nog naar Kelly’s bog, voor een trail, maar als we aan het pad staan zien we blubber, zover als we kunnen kijken!. Niet dus.

 

We draaien ons om en rijden naar Rexton, waar we een nacht verblijven in B&B Jardine’s Inn.

Een prachtig huis; leuke gastvrouw. Ze hebben een ijswinkel naast het huis; mochten we vragen hebben dan kunnen we daar terecht. Er is continue beweging van komende en vertrekkende mensen.

 

We hebben een prachtige kamer. Een heel groot bed staat er schuin doorheen. Ontbijt wordt op de kamer geserveerd.

Hier komen we de avond en nacht wel door.

 

 

Dinsdag 28 juni 2011: van Rexton naar Alma

Route: Rexton > Moncton > Fundy National Park > Alma

 

We hebben vandaag een lange route voor ons liggen; de wekker loopt daarom al om 6.15 uur af. Alhoewel we al wakker zijn tgv het licht dat door de gordijnen naar binnenkomt en doordat de telefoon gaat, vinden we het toch wel erg vroeg. We willen rond 7.30 uur naar Moncton rijden om de Tidal Bore te zien, en daarna een bezoekje brengen aan de Magnetic Hill in Moncton.

 

De Tidal Bore is een “getijdefenomeen waarbij tijdens vloed de getijgolf als een muur van water een rivier of smalle baai stroomopwaarts binnendringt. De tidal bore vindt op relatief weinig locaties wereldwijd plaats en dan meestal op plaatsen met een groot verschil tussen eb en vloed (meer dan 6 meter), en waar het binnenkomend getij wordt getrechterd vanuit een brede baai naar een smallere rivier of baai.

De trechtervorm verhoogt niet alleen het getij, het kan ook de duur van de vloed verkorten, zodat de vloed plaatsvindt als een plotselinge verhoging van het waterpeil.

De tidal bore is in verschillende vormen zichtbaar: van een enkele brekende golf tot een geleidelijke golf die gevolgd wordt door een trein van kleinere golven. Grote vloedbrandingen kunnen gevaarlijk zijn voor de scheepvaart, maar maken ook riviersurfen mogelijk”.  (wikipedia)

 

We zijn op tijd in Moncton. Het water stijgt in korte tijd een heel eind. Het is net een grote vloeibare chocoladepudding; wat een kleur! We blijven een poosje op het bankje zitten, en kijken naar het kabbelende water. De grote springvloed die we hoopten te zien is niet aanwezig. De stand van de maan bepaald de mate van de tidal bore.

 

Hierna rijden we naar het informatiecentrum en vragen de weg naar Magnetic Hill in Moncton. We moeten aan de andere kant van de stad zijn.

 

We betalen 5 dollar entree en rijden door naar het punt dat aan de kassa aangeduid staat. We krijgen het advies om rustig naar beneden te rijden, op een bepaald punt te stoppen en dan de auto in zijn vrij te zetten. Op dat moment voel je dat de auto langzaam achteruit gaat rijden. Je denkt dat je tegen een berg op wordt getrokken.  (het lijkt echt zo te gebeuren).

Het blijkt echter optisch bedrog. Op het moment dat je naar “beneden” rijdt, rijdt je al tegen een berg op. Op het hoogste punt stop je, waardoor de auto daarna langzaam achteruit gaat rijden. In principe wordt je voor de gek gehouden door de omgeving.

Een heel aparte gewaarwording!

 

We verlaten Moncton en besluiten door te rijden naar het Fundy National Park bij Alma. Het park staat bekend om zijn rotsachtige stranden, de bossen, bergen en prachtige uitzichtpunten. 2x daags vindt er een getijdenwisseling plaats. Het verschil tussen eb en vloed kan 14 meter zijn; dit is afhankelijk van de maanstand.

 

We rijden via de scenic drive door het park, en genieten van de prachtige kustlijnen. De weg loopt al kronkelend door het park. De weg is goed, en heeft een lengte van ongeveer 16 kilometer. Je vindt er een stuk of 15 uitkijkpunten. Het is rustig in het park.

 

We lopen een aantal trails. Eerst de trail naar Dicksons Falls. In deze omgeving zien we veel mossen en varens. De waterval en zijn uitlopers denderen neer in een helder beekje;  de zon schijnt tussen de bladeren van de bomen door; het water kabbelt rustig verder. Het is een prachtig plaatje!

 

Daarna rijden we via de Point Wolfe Road naar Wolfe Beach en de “Covered Bridge”.

We zetten onze auto op de parkeerplaats neer, en dalen via een heleboel traptreden af naar het strand. Het is eb, en het waait heel erg hard op het strand. Een jas is goed te hebben hier beneden.

Het is er rustig; het uitzicht is (vanaf het strand gezien), niet echt spectaculair.

Na een half uur keren we terug over de vele traptreden. Vanuit de parkeerplaats zoeken we de route naar de Covered Bridge. We hebben van hieruit wel een prachtig uitzicht over Wolfe Beache.

 

Twee andere trails die we willen lopen zijn wegens werkzaamheden gesloten: de Coppermine trail en de Shiphaven trail. Dat is jammer, want het zijn twee wandelingen waarbij je langs de kust oploopt.

De middag vliegt voorbij. We zijn tevreden over het verloop ervan.

 

Tegen 17.00 uur komen we aan bij B&B Cleveland Place in Alma.

De eigenaars hebben naast de B&B een boekhandel met 2e hands boeken, en een atelier waar ze cursussen geven.

We zijn de enige gasten in de B&B. Ze hebben er bewust voor gekozen om 1 familie per nacht onder te brengen. Er zijn 4 kamers beschikbaar, dus er is volop ruimte voor grote families!

We worden welkom geheten en kunnen kiezen uit 2 kamers. De badkamer is aan het einde van de gang.

We lopen het dorp in en zoeken een terras op voor een glas bier.  We nemen plaats op een bankje en genieten van het weidse uitzicht. Het is eb. We zien wandelaars over het drooggevallen strand lopen. Het zijn piepkleine mensjes geworden. Bij eb trekt het water zich heel ver terug.

Bootjes kunnen de haven niet meer verlaten; ze zullen moeten wachten totdat het water weer gaat stijgen.

 

In het dorp is het rustig en er is op 3 plaatsen gelegenheid om te dineren. Je moet er echter wel voor zorgen dat je om 20.00 uur aan tafel zit, want anders is het restaurant gesloten.

We eten in het Parkland Village Inn. Ze staan bekend om hun visspecialiteiten. Het uitzicht is prachtig. De kolibrietjes vliegen af en aan. Het eten is prima verzorgd!  Een aanrader.

 

Woensdag 29 juni: Hopewell Rocks

Route: Alma > Hopewell Cape

 

Het belooft een prachtige dag te worden. De zon schijnt volop en de lucht is al stralend blauw, als we de rolgordijnen opentrekken.

Steven en Jane, onze hosts van Cleveland Place hebben voor ons een heerlijk ontbijt gemaakt.

Daarna nemen ze de tijd om met ons de planning van de dag door te nemen. We willen naar de Hopewell Rocks rijden vandaag. Ze geven ons het advies om de route over de “915” te rijden. Het is een scenic drive, en er liggen een aantal bezienswaardigheden aan. Veel kunstenaars hebben een atelier langs deze weg, en ze ontvangen graag gasten.

Daarnaast krijgen we de tip om aan te waaien op “Cape Enrage Lighthouse”. Je hebt daar een schitterend uitzicht over het water.

Van Jane en Steven krijgen we entreekaartjes mee voor Hopewell Rocks; een kadootje voor iedereen die overnacht in hun B&B.

 

We zetten koers naar de “915”. Het is een bochtige weg, vol met gaten. Hier en daar stijgt de weg flink, om vervolgens weer sterk te dalen. Het is wel een mooie route.

Om 10.30 uur komen we aan bij Hopewell Rocks. Via de website hebben we de tijden opgezocht waarop het water zijn laagste en hoogste punt bereikt. Vandaag is het volledig vloed om 11:13 en 23:30  en volledig eb om 5:33 en 17:48. We zijn dus prima op tijd; net voor “hightide”.

 

We lopen naar de Flowerpot Rocks, en zien dat het water nog niet zijn hoogste punt bereikt heeft. Het water stijgt nog steeds een beetje. Toch blijft het water uiteindelijk nog een eind van het hoogste punt af. Alleen bij volle maan of nieuwe maan is het verschil tussen eb en vloed nog groter dan nu. Er kan dan wel een verschil van 14 meter zijn tussen eb en vloed.

Een groepje kanovaarders komt aanvaren, en ze glijden met hun bootjes tussen de rotsen door. Het strand is niet te zien. Daarvoor moeten we vanmiddag terugkomen.

 

We doen het rustig aan, en blijven op het park. In het restaurant nemen we tijd voor een lunch en daarna kuieren we rustig terug naar de Flowerpot Rocks. Onderweg maken we een stop bij Big Cove en worden daar door de ranger gewezen op een nest met 3 jonge valken. Ze zijn nog klein, maar  hebben toch al een pakje veren.

 

Daarna keren we om en lopen door naar het uitkijkpunt over de Flowerpot Rocks. Het water is zich terug aan het trekken. Een randje van het strand is alweer zichtbaar. Beneden lopen al een aantal mensen over het zand. Het is geen doen met hakkenschoenen. Crocks of teenslippers zijn de beste optie hier. Het water trekt zich snel terug: 1,80 meter per uur!

We vinden het nog te vroeg om al naar beneden te lopen. We lopen terug richting het restaurant en lopen dan door naar Demoiselle Beach. Het is een rustig pad met enkele uitkijkpunten.

We praten een tijdje met een ranger en maken daarna een wandeling over het strand. Het water is hier al een heel eind weg. “Lowtide” brengt heel veel modder met zich mee. Het water dat we zien is heel erg bruin van kleur. Je vindt hier geen schelpen want daarvoor is de zee te zanderig. Zelden zie je hier een whale of zeehond; dan moeten ze zich al “vergist”  hebben.

 

Om 14.30 uur keren we terug naar de Flowerpot Rocks. Het is al druk op het strand. We lopen de trappen af en mengen ons onder de mensen.

We moeten goed om ons heen kijken; opletten waar we onze voeten neerzetten, want tijdens eb blijft er heel veel modder achter op het strand. Voor je het weet sta je er midden in!

 

De rotsen zien er immens uit. Tijdens “high-tide” heb je geen enkel idee hoever de rotsen onder water staan. Dat zie je pas tijdens “low-tide”.  Er ligt enorm veel zeewier op het strand, en de rotsblokken zitten er ook vol mee. Het is een mooi gezicht. We lopen een heel eind, en vertoeven wel een 1,5 uur op het strand. Hierna terug naar boven waar we onze schoenen schoon borstelen, en daarna keren we terug naar onze auto.

 

Voordat we terugkeren bij onze B&B rijden we eerst nog naar Cape Enrage. Aan de entree vragen ze zich af hoe wij Nederlanders aan hun adres komen? Ze zijn niet gewend dat er toeristen langskomen.

We blijven een tijdje, en lopen via een vrij wiebelige trap naar het strand. Ook hier ligt veel zeewier op de stenen. Daarnaast zien we ook hele kleine slakkenhuisjes op de platte stenen liggen. Een vissersbootje fleurt de zee een beetje op met zijn rode kleur. We genieten van de stilte.

 

Dan is het toch tijd om terug te keren naar Alma; de maag knort. We landen aan bij de Fundy park store, waarin zich ook een restaurantje bevindt. Heel huiselijk en netjes.

Nog 7 dagen en dan gaan we alweer op weg naar huis. Wat gaat het toch allemaal snel. De reis verloopt tot nu toe prima; alles verloopt naar wens en volgens planning.

Donderdag 30 juni 2011: van Alma naar Saint John

Route:Alma > via het Fundy NP naar > Saint John (bezoek Reversing Falls)

 

De laatste dag van juni staat al weer op de kalender. Het eerste half jaar van 2011 zit er bijna op.

Als we opstaan is het buiten grijs en druilerig. De weerberichten voor Saint John zijn niet opperbest:  veel bewolking en miezerig weer.

 

De route verloopt rustig. We rijden vanuit Alma door het Fundy National Park naar de Reversing Falls in Saint John.

Tijdens vloed stroomt het water van de Bay of Fundy de rivier in; tijdens eb stroomt een kolkende massa  water van de rivier terug naar de baai. Als het water in de Bay of Fundy en het water in de rivier hetzelfde niveau bereikt hebben spreekt men van “slack-tide”.

 

Wij bezoeken de Reversing falls tijdens eb (18:03uur) en vloed (11:58 uur).

Tijdens eb vinden we de falls het meest indrukwekkend.

 

Saint John valt ons in enige mate tegen. Er is een heel groot overdekt winkelcentrum, maar verder niet zo heel veel wat ons aanspreekt. Rond 15.00 uur arriveren we bij ons hotel Chateau Saint John. Een prachtig hotel; supergrote kamers.

Morgen kunnen we van hieruit direct de autoweg op richting Fredericton. We laten New Brunswick dan achter ons liggen, en keren terug naar de provincie Quebec.

 

 

Vrijdag 1 juli 2011: van Saint John naar Riviere du Loup

Route: River Valley Scenic Drive → Saint John > Hartland > Grand Falls > Edmunston > Riviere du Loup.

 

Wederom een bewolkte dag. We rijden terug naar de provincie Quebec; zo’n 500 km te gaan.

We stoppen onderweg bij de 391 meter lange overdekte brug in Hartland. Deze lange houten brug wordt door 6 peilers ondersteund en overbrugt de St. Johns River tussen Hartland en Sommerville.

 

Gedurende de route merken we weinig van Canada-day. Alleen in Grand Falls moeten we omrijden om bij de Grand Falls & Gorge te komen, omdat er op de straat een fancy-fare wordt gehouden.

De Falls maken een flinke herrie; wat een watermassa!

 

We volgen de TCH-2, een mooie goedlopende weg-, tot Edmunston. Dan verlaten we New Brunswick. We moeten onze tijd op de horloge een uurtje terug zetten.

Bij binnenkomst van de provincie Quebec keert het boerenlandschap weer terug in beeld.

 

Rond 15.30 uur komen we in Riviere du Loup aan. We logeren een nachtje in Hotel Universal. Aan de buitenkant lijkt het een heel modern hotel, binnen is het toch wat verouderd. We lezen onze mails en duiken even in de Limburgse krant op internet. Zo blijven we toch op de hoogte van het Nederlandse nieuws,

We doen het verder rustig aan; morgen een nieuwe dag.

 

 

Zaterdag 2 juli 2011: van Riviere du Loup naar Quebec.

Route: Riviere du Loup > scenic drive over de “132” > Quebec.

 

We hebben de tijd; ongeveer 200 kilometer te gaan vandaag. We nemen de route over de “132” ,

“ Les Routes des Navigateurs”, een scenic byway. Wat een mooie route. De weg loopt deels langs de St. Lawrence River, en hier een daar wijkt de weg er even vanaf. Parallel aan de “132’  loopt de grote highway “20”, maar die laten we vandaag naast ons liggen.

 

We genieten op diverse uitkijkpunten van prachtige vergezichten. We maken een stop bij de Pelegrines Archipelago, Kamouraska en in Saint Roch des Aulanaies bij Quai de Havre.

 

Het is eb en overal om je heen zie je groen gras, keien, stenen en de glinstering van water op een afstand. Hier en daar is het water nog diep genoeg om er een zeilbootje op te laten varen. We zien de witte zeilen wapperen in de wind.

 

Langs de “132” liggen een aantal idyllische dorpjes waarin prachtige huizen liggen. Ook zien we veel boerderijen waar de koeien buitenlopen; grote silo’s met voer, en landerijen met heel veel gras.

Er wordt maïs, aardappelen en aardbeien geteeld.

Het is druk op de route; we zien enorm veel motorrijders, mountainbikers en auto’s op de weg. Er liggen veel winkeltjes, art-shops, campings en B&B langs deze route. Het is een levendige bedoening.

 

Rond een uur of 4 in de middag komen we in Levis aan. 2 weken geleden meenden we dat er in dit plaatsje niets te doen was………………………….. daar hebben we ons toch heel erg in vergist.

Bij binnenkomst van Levis start een groot winkelcentrum; daarna volgen er nog tientallen. Gedurende 15 km zien we alleen maar winkels en autobedrijven.

 

Uiteindelijk komen we via de Pierre Laporte brug uit op Boulevard Laurier in Quebec. 10 minuten later zijn we weer bij B&B Au Bois Joli. We kennen deze plek; op 18 en 19 juni hebben we hier ook al geslapen. Morgen rijden we door naar Ottawa voor familiebezoek.

 

Jean en Georgette begroeten ons uitbundig en willen graag van ons horen hoe onze reis verlopen is.

We voelen ons welkom.

’s Avonds gaan we eten bij het Saint Germain Restaurant; een Italiaans restaurant. Een goede keuze!

Zondag 3 juli 2011: Van Quebec naar Ottawa

 

Het is druk op de weg als we koers zetten richting Montrèal. We hebben een flinke toer voor ons liggen vandaag. We hoeven ons niet te haasten, maar willen graag tegen de avond in Ottawa aankomen, zodat we nog even bij familie kunnen aanwaaien.

De route verloopt goed, alleen rondom Montrèal is het enorm druk. Het duurt bijna 3 kwartier voordat we de stad uit zijn.

Als we de provincie Quebec verlaten en Ontario binnen rijden, keert de rust op de weg terug. Langs de autosnelwegen zien we regelmatig kraampjes waar je wat kunt eten en/of drinken.

 

Tegen de avond komen we aan bij het Best Western Hotel Victoria Park en Suites. Hier blijven we 3 nachten. Het hotel staat net buiten het centrum, maar het centrum is te voet gemakkelijk te bereiken.

We zitten een kwartiertje van de familie vandaan. We rijden er naar toe, en worden daar hartelijk ontvangen. Het weer is geweldig en we kunnen nog de hele avond buiten zitten.

Morgen gaan we naar Gatineau Park.

 

 

Maandag 4 juli 2011 Ottawa – Gatineau Park (Quebec)

 

Om een uur of 10 zijn we bij Jan en Ria. Een tas gaat mee met brood en drinken en dan gaan we op stap. We steken de Ottawa River over en rijden naar het Gatineau park. In het park bevinden zich diverse wandel- en fietspaden. Ook zijn er diverse meren, uitkijkpunten en bosgebieden.

We lopen 2 trails. Het is een warme dag.

Later op de middag brengen we nog een bezoekje aan de “Mackenzie King Estate”.

 

Dinsdag 5 juli 2011 Ottawa.

 

Opnieuw een dag op pad met Jan en Ria. Eerst lopen we naar Mud Lake. Gewoonlijk zijn daar heel veel schildpadden te zien, maar helaas moeten we het vandaag doen met een stuk of 3 beestjes.

De kikkers kwaken volop. Het meertje ligt vol kroos.

Het is een heel mooi plaatje: het kroos, de bloemen langs de oever, de lelies in het water, de stilte.

Prachtig!

 

’s Middags brengen we een bezoek aan het centrum van Ottawa. We zetten eerst de auto bij het hotel neer en lopen dan naar het centrum toe. Voor ons zien we Parliament Hill liggen. Rechts ervan ligt Confederation Square waarop het oorlogsmonument staat. Voor het monument staan 2 gardians op wacht.

We lopen door naar de 8 sluizen van de Ottawa Locks. Dan via een wandelpad naar de National Gallery of Candada, en daarna naar de Cathedral-Basilica of Notre Dame.

De dag gaat snel voorbij.

Het is een enorme warme dag geweest. De moeheid voelen we in onze benen.

De vakantie zit er op.  Morgenavond vliegen we terug  vanuit Montrèal.

 

Woensdag 5 juli 2011: van Quebec naar Montrèal.

 

De laatste nacht in Canada zit er op. Na het ontbijt zetten we koers naar Montrèal. Om 17.00 uur vertrekt onze vlucht naar Zurich. Morgenochtend moeten we daar om 6.15 uur landen. Daarna vliegen we om 7.15 uur van Zurich naar Brussel.

 

Rond 13.00 uur zijn we in Montrèal.

We leveren onze auto in bij Alamo. De reis zit er op. Alles is volgens plan verlopen.

De balie van Swiss Air is nog niet open, dus zoeken we een bankje op en wachten geduldig af totdat het bord aangeeft waar we in moeten checken.

Om 14.00 uur is het zover. We krijgen onze tickets voor de vlucht Montrèal-Zürich en Zürich – Brussel. We leveren onze koffers in en gaan dan door de douane. Daarna op zoek naar een restaurantje; we hebben honger.

 

Om half 5 is de crew van de vlucht naar Zürich nog steeds niet aanwezig. Er wordt omgeroepen dat de vlucht vertraging heeft. Help…………………… we hebben morgenochtend maar een uur om over te stappen. Dat redden we nooit!!!!

Om 17.15 kunnen we eindelijk aan boord. De piloot beloofd dat we op tijd in Zürich zullen landen, en de aansluitingen zullen halen. Het enige wat we kunnen doen is afwachten.

 

Na een lange nacht, waarin we af en toe een slaapje doen, zet de piloot om 6.25 uur het vliegtuig aan de grond. Al snel gaan de deuren open. We vliegen eruit, rennen naar de sky-metro, en dan lopen we in ijltempo door naar de douane. Daar moeten we door een volledige controle. Schoenen uit, bagage door de scanner. Om 7.05 uur boarden we voor onze vlucht naar Brussel. We hebben het gered.

 

Om 8.15 uur landen we in Brussel. We hebben nauwelijks wat gemerkt van deze vlucht. Voordat het vliegtuig in de lucht was, sliepen we al.

De koffers zijn er, en daarna keren we met de shuttlebus terug naar het Golden Tulip Hotel.

Dan op weg naar Nederland. Om 14.00 uur zijn we weer thuis.

Het zit er weer op.

Marlène Heijnen