Een korte vakantie richting de oostkust van Amerika stond allang op ons verlanglijstje. Voor een lange vakantie is die kant van Amerika ons te druk en niet interessant genoeg. Dus wat doe je: je boekt en als het zover is haal je de koffers van zolder.
Op de één of andere manier moet ons geteisem altijd in onze koffers liggen als we aan het inpakken zijn. Ik noem dat pure sabotage en tegenwerking, zij noemen het genegenheid en tegenwerking.
Sammie verlaagt zich doorgaans niet tot dit soort praktijken, dat is mannengeneuzel. Hoogstens wachtte ze ons op, op het aanrecht voor nog meer brokjes. Als tegemoetkoming voor de komende ellende van niet meer zesentwintig keer per dag binnen en buiten te kunnen.
Uiteindelijk lukt het toch wel de boel te vullen met noodzakelijke kleding en anti-verouderingsspullen, zonder de dwarsliggers mee in te pakken. Op een onlogisch tijdstip gaat de wekker weer en kreunend sleep je je onder de douche, wetend dat het een lange dag gaat worden.
Als je met een vliegtuig meemoet, kun je je maar beter strak aan je planning houden. Dat doen we normaal redelijk, maar nu vertrokken we een half uur te laat: om zes uur ’s morgens in plaats van half zes. Dat hoeft niet erg te zijn, maar voor het traject naar Schiphol toch wat minder gunstig. De ene file na de andere kwamen we tegen en we reden er een half uur langer over dan andere keren.
De meneer van de Park & Fly belde ons op waar we bleven, op het moment dat we Roelofarendsveen binnen kwamen scheuren. Hiermee was de frustratie niet over, gezien het feit dat de chauffeur van het busje nogal maniakaal overal tussendoor denderde en we ons overal aan moesten vastklampen om niet gebutst aan te komen.
Schiphol is net als andere vliegvelden overal op de wereld: hoe groter, hoe moeilijker te bereiken en hoe omslachtiger het binnen is. Nu is het niet bepaald dat wij nooit vliegen, maar je weet niet wat je de volgende keer gaat aantreffen. We nemen bijvoorbeeld altijd flesjes water mee voor op het vliegtuig, omdat wij meer water drinken dan wat zij rondbrengen. Je weet dat die leeg moeten zijn op het moment dat je door de beveiliging gaat, daarna kun je ze weer vullen. Die beveiliging duurt normaal nog wel een poosje voor je daar bent. Nee, sinds kort niet meer. Je gaat er nu na het inchecken van je bagage meteen doorheen.
Ik vertikte het om onze flesjes op te geven, moest weer een heel eind terug, boarding pass mee, flesjes leeggooien, weer terug en kon toen pas door die beveiliging heen. Wat een gedoe. Maar daarmee ben je er nog niet. Om bij je gate te komen, moet je werkelijk een enorm eind lopen. Half Schiphol ligt op de schop, dus word je door onlogische gangen gestuurd met soms onduidelijke bewegwijzering. Kort gezegd: op dit moment is het er een zooitje.
Op advies van de huisarts nemen wij voor vluchten langer dan vier uur een trombosespuit. Doen we al zolang we in België wonen, tien jaar dus. Voor de terugreis moet je er dan twee meenemen, in je handbagage. Omdat het in de buik van het vliegtuig te koud kan worden. Al tien jaar neem ik die dingen dus mee, met een brief van de huisarts. Is er ooit naar gekeken? Welnee. Ze zien het niet eens, want die dingen zitten in een metalen brillenkoker ter bescherming. En met een injectiespuit met vervelende vloeistof kun je toch ook rare dingen uithalen. Slordig lek in hun beveiliging lijkt me.
Eindelijk mag je dan het vliegtuig in, op je krappe stoeltje gaan zitten, je uren lang een beetje door elkaar laten schudden en mag je er weer eventjes uit voor de overstap.
Daar moet je door die onvermijdelijke douane, waar ze vingerafdrukken nemen, een foto van je maken, je achterdochtig allerlei vragen stellen en daarna pas mag je verder. Door dit gedoe zijn de rijen gigantisch, twee uur overstap tussen vluchten in is ook echt minimaal, want je redt het anders niet.
Ze hadden het volgende vliegtuig nog een beetje geprobeerd op te leuken, maar een vliegtuig blijft nou eenmaal een vliegtuig.
De vliegvelden in Amerika zijn immens groot en je komt niet zomaar van de ene hal in de andere. Tenminste: als je Amerika binnen komt. Er komen treintjes aan te pas, veel loopbanden en liften. Ze proberen wel klasse aan hun luchthavens te geven, waarschijnlijk om het lijden te beperken.
Maar de raarste luchthaven tot zover was wel die van Miami. We landden daar om 21:50, niet opzienbarend vroeg en ondanks dat een internationale luchthaven is, was het compleet uitgestorven. Zelfs de winkeltjes waren gesloten. Ik wilde even naar het toilet toen we het vliegtuig uitkwamen, dus toen was iedereen al doorgelopen. Niemand meer te zien! Je moest werkelijk een heel eind lopen, een verdieping naar beneden gaan, weer een eind lopen en daar kon je je bagage eindelijk ophalen.
Omdat we deze keer in een auto zouden rondtrekken en niet in een camper, gingen we naar het autoverhuurbedrijf. Weer verdiepingen omhoog, gangen door, treintje nemen en net toen we het op wilde geven zagen we als een oase het verhuurbedrijf opdoemen. Het was nog steeds iets van 28 graden. Je loopt in volle bepakking met allerlei bagage te zeulen en die warmte merk je dan toch behoorlijk. We mochten een auto uitzoeken, lieten ons er invallen, zetten de airco op de hoogste stand, adres ingegeven in de gps en we waren op weg. Op weg wel, maar toen… Het was een stukje van misschien negen mijl, kwartiertje rijden. Normaal wel. Bleek dat alle straten in die omgeving, je kunt je het gewoon niet voorstellen, waren omgelegd. Letterlijk. Dus niet van bijvoorbeeld tweerichtingsverkeer naar éénrichtingsverkeer, welnee. Meteen maar een eind opgeschoven, andere afslagen, verzin het maar. In Amerika vind je sowieso weinig voetgangers aan wie je wat kunt vragen, maar tegen middernacht al helemaal niet. Uiteindelijk ben ik naast een vrachtwagen gestopt die midden op de weg stond vanwege wegwerkzaamheden en de chauffeur wist gelukkig hoe we moesten rijden. Al moest hij er eerst zijn voorhoofd voor in interessante rimpels trekken. Geloof me: op het moment dat je dan een hotel binnenkomt heb je het helemaal gehad. Je probeert vriendelijk te blijven, wat met moeite lukte. Ik had namelijk dagen van tevoren vier keer per dag gebeld op allerlei tijdstippen om te vragen naar de route, omdat ik al zo’n onbestemd voorgevoel had en mijn voorgevoelens bedriegen me zelden. Werd er ooit opgenomen? Welnee, misschien vragen ze zich nu nog af wat dat constante gerinkel was en waarvoor dat aparte ding op de balie is. Maar als je dan ook nog twee kakkerlakken in de badkamer aantreft, moet je toch wel even haarscherp de goede manieren die je ouders je bijbrachten voor ogen houden. Eentje heb ik doorgespoeld, de ander heb ik verzopen en wreed grijnzend in de wasbak laten drijven als bewijs voor het toegesnelde personeel, dat alleen maar Spaans sprak. Zucht. Afijn, met die paar woorden Spaans van mij kwamen we nog wel een eind en die meneer stond bedroefd bij de verdronken kakkerlak te kijken en dat dit echt, eerlijk niet, nog nooit was voorgekomen.
Na zo’n dag snak je toch naar drank? Maar wat deed het er toe: we waren weer in ons favoriete vakantieland en stonden aan het begin van deze vakantie, al was het een korte. Het liefst was ik zo doorgereden naar volgende avonturen, maar de onvolmaakte natuur zorgde er nou eenmaal voor dat ons vermoeide lichaam snakte naar slaap. We moesten dus nog eventjes wachten.
Laureen
Naar Miami