Het is weer gelukt. Opnieuw een vakantie met leuke, rare en ongewone belevenissen op eetgebied. Dit keer in de staat New York, die niet spectaculair is, maar ons wel de nodige onverwachte verrassingen bezorgt, zoals Cooperstown. Het Baseball stadje van Amerika met een Baseball Hall of Fame en zeker 30 winkels die iets met baseball te maken hebben, van antieke baseball-plaatjes tot een winkel waar je je naam kan laten ingraveren in het ‘bat’ dat je koopt.. Als we ’s avonds in het Doubleday Cafe in Main Street een lekkere lekker pilsje, eigengemaakte hamburger met spicy frites eten, zien we veel opa’s met zonen en kleinzonen aan tafel zitten. De sport gaat duidelijk van generatie op generatie. Cooperstown was vroeger overigens bekend om de vele ‘hop’ die er groeide in de omgeving. In het plaatselijke Farmers Museum stonden meters hoge hopplanten.
De meeste mensen worden vast gek van me als ze met me op vakantie zouden gaan. Altijd weer op zoek naar dat ene restaurantje of die ene winkel waar ik over gelezen heb of waar iemand me over vertelde. Een uurtje omrijden vind ik niet erg en soms is het een schot in de roos, maar het komt natuurlijk ook voor dat het adres niet meer bestaat of dat een museum dat ik zoek, gesloten is.
Zo gingen we ook op weg naar het Maple Syrup museum in de plaats Syracuse. Na enig zoeken komen we even buiten Syracuse bij een houten gebouwtje waar het museum gevestigd is, en hoewel het op een verlaten plek ligt, heb ik al gauw in de gaten dat het niet open is, er hangen geen vlaggen en staan geen auto’s. Buiten het seizoen is het museum alleen open in de weekenden, en tja, het is donderdag. Nou zijn Amerikanen van de ‘marketing’, dus aan de buitenkant zijn verschillende attributen opgehangen die voor het ’tapping’-proces om Maple Syrup te maken, worden gebruikt. Er staat een korte uitleg bij en je leert even snel hoe het hele proces in z’n werk gaat.
Dit uitstapje werd dan wel geen echt museum bezoek, maar ik kan nog wel via de foto’s de oude manier met het vat en de moderne manier met de rubber slang, laten zien.
Gelukkig zijn niet alle ‘food’musea’ dicht en de spontane ontvangst in het Jell-O museum is werkelijk subliem. Jell-O is een van de bekendste toetjes in Amerika; drilpudding in verschillende smaken. In het kleine plaatsje Le Roy stond tot 1964 de fabriek waar de pakjes Jell-O met gekleurde gelatine poeder werden gefabriceerd. De uitvinder, Peter Cooper, van dit bekende toetje had een manier gevonden om gelatinepoeder te maken; door de poeder in heet water op te lossen en vervolgens te laten afkoelen werd een geleiachtige substantie gevormd. Voor die tijd kon de huisvrouw alleen maar gelatine maken door het koken van o.a. kalfsbotten, wat een zeer tijdrovende klus was. Als dan rond 1900 Jell-O op de markt komt en je hoeft alleen maar kokend water op een soort poeder te gieten en het wordt stijf na afkoeling, dan is dat een klein wonder. Het duurde even voordat ‘men’ zag dat het een goed product was, want het patent werd twee keer verkocht. Maar rond 1900 startte Orator Woodward met de productie in Le Roy. Het product werd niet alleen een groot succes voor de consument, maar ook kon een groot deel van de bevolking van Le Roy werk krijgen in de fabriek.
Het museum(pje) is gevestigd in een prachtig opgeknapt ‘historical building’. We worden verwelkomt door een enthousiaste vrouw die ons alles verteld over de uitvinder van de Jell-O, hoe z’n leven is geweest, hoe hij het patent verkocht, en hoe later de productie groeit. Uiteindelijk wordt de firma Kraft in 1964 de nieuwe eigenaar en verplaatst alles naar Dover in Delaware.
Het hele museum bestaat uit een stuk of vier kamers vol met afbeeldingen, oude reclames, verpakkingen, recepten, e.d. Het blijft Amerikaans positief als je zo leuk en enthousiast kan vertellen over een product dat nauwelijks smaak heeft. Vooral de hele marketing rondom het product is voor die tijd uniek geweest. Vanaf 1904 staan er advertenties in tijdschriften, die voornamelijk door bekende kunstenaars gemaakt werden (o.a. Norman Rockwell). Ook voor de later te maken tv-spotjes willen ze een ster en van 1988 tot nu toe (!) is Bill Cosby de ster in de spots. In het achterste kamertje staat een klein tv-scherm waar je de reclame-filmpjes kan bewonderen. Bill Cosby is echt leuk. Als we weggaan krijgen we nog een papier met twee recepten mee. In het ene recept wordt met aardbeien- en frambozen Jell-O, creamcheese en pretzels een soort salade gemaakt. Dat recept geef ik maar niet, want dat kan gewoon niet lekker zijn. Maar het andere recept is, als het lukt, wel behoorlijk apart. In 1996 werd er een cult Jell-O op de markt gebracht, genaamd Jell-O 1,2,3.. Met deze Jell-O kreeg je een toetje dat uit lagen bestond. In het nieuwe kookboek van Carolyn Wyman Jell-O Biography beschrijft ze het recept van self-layering Jell-O. Ik moet het recept zelf nog uitproberen, maar volgende maand hoor je het resultaat.
Nelleke
* receptuur hieronder | |
Self-layering Jell-O 1,5 dl kokend water Giet het kokende water in een blender. Voeg de gelatine toe. Doe de deksel op de blender en draai op lage snelheid tot de gelatine is opgelost. Meng het koude water met de ijsblokjes tot 2,5 dl. Voeg bij het gelatine mengsel en roer tot het ijs gedeeltelijk is gesmolten. Voeg dan de geklopte room toe, en doe 30 seconden in de blender op hoge snelheid. Giet in dessert glazen en laat in 30 minuten in de koelkast koud en worden. Terwijl het afkoelt ontstaan er verschillende lagen. |
|