31-08-2012
Gisteren was de laatste dag van de Republikeinse conventie 2012 in Tampa Florida. Een ingekorte conventie van drie i.p.v.vier dagen vanwege de orkaan Isaac. Echt spectaculair zijn de conventies al sinds de jaren zeventig bijna niet meer maar het blijft een geweldig fenomeen.
De conventies van de verschillende partijen worden al sinds 1831 om de vier jaar tijdens het verkiezingsjaar gehouden en gelden, zeker de laatste twintig jaar, als het echte begin van de campagne. De partijen, in de meeste gevallen de Democraten en de Republikeinen, sturen per staat een afvaardiging naar de partijconventies om het partijprogramma samen te stellen en om de kandidaat aan te wijzen die namens de partij presidentskandidaat moet worden. Omdat het aanwijzen van de gedelegeerden die naar de nationale conventie mochten in de 19e en begin 20e eeuw nog gedaan werd door de partijbonzen was er vaak sprake van vriendjespolitiek en een ondemocratische gang van zaken. Om de partijbonzen uit te schakelen en het een en ander democratischer te maken kwamen hervormers op het idee om de gedelegeerden via voorverkiezingen (primaries) te selecteren. In 1910 was Oregon een van de eerste staten waar via verkiezingen werd bepaald welke gedelegeerden namens de kiezers naar de nationale conventie werd gestuurd om hun favoriete kandidaat daar voor te dragen. Maar weinig staten hielden in het begin van de twintigste eeuw al primaries dus de invloed van het partijbestuur bleef erg groot en niet zelden waren de gedelegeerden op de conventies een ratjetoe van democratisch gekozen personen en door de partijbazen gecontroleerd stemvee.
Dat leidde vaak tot een waar pandemonium zoals tijdens de conventie van de Democratische partij in 1924 toen er in de vijftien dagen (!) durende conventie 103 stemrondes nodig waren om John W. Davis te nomineren. Er was toen nog een tweederde meerderheid nodig om genomineerd te worden en Davis, die overbleef doordat de meeste favorieten na de vele stemrondes afvielen, verloor de presidentsverkiezingen dan ook dik van Calvin Coolidge.
Vooral de conventies waar van alles misgaat zijn gefundenes fressen voor de tegenstanders en een ramp voor de desbetreffende partij.
De eerste partij die erachter kwam hoe rampzalig de gevolgen zijn als een conventie volkomen uit de hand loopt was de Democratische partij in 1968 tijdens de conventie in Chicago. Het was al een rampjaar voor de Verenigde Staten met de moord op Martin Luther King, de moord op Robert Kennedy en de Vietnam oorlog waar geen einde in zicht leek. De Democratische conventie werd misschien wel de meest roerigste uit de geschiedenis van de Verenigde Staten. De zittende president Johnson zag er geen gat meer in en wilde niet meer op voor een volgende termijn, Robert Kennedy werd tijdens de voorverkiezingen vermoord en senator Eugene McCarthy maakte zich vooral populair bij studenten met zijn verzet tegen de oorlog in Vietnam. Een oorlog die juist onder zijn partijgenoten in het Witte Huis volkomen was geëscaleerd. De Democratische partij was tot op het bot verdeeld over de manier waarop de Vietnam oorlog moest worden gestopt. Aan de ene kant stond het Witte Huis (president Johnson en vice-president Humprey) die zich niet wilden committeren aan eenzijdige terugtrekking en aan de andere kant McCarthy en McGovern die eisten dat de oorlog moest stoppen en wel per direct. Buiten op straat waren er rellen uitgebroken tussen de politie en duizenden vredesdemonstranten, radicale studenten, hippies en oproerkraaiers die ‘Fuck you LBJ’ scandeerden. Burgemeester Daley van Chicago was een houwdegen van het ergste soort en wilde de protesten met harde hand de kop indrukken. Het gevolg was een complete veldslag in de straten van Chicago. Uiteindelijk won het Witte Huis het gevecht binnen in de conventiehal en werd Humprey als kandidaat op het schild gehesen maar het leed was al geleden. De partij was in twee kampen gespleten en de beelden van de rellen tijdens de conventie waren dramatisch voor de pr. van de Democratische partij.
De Democratische conventie van 1968 was dan ook een ommekeer in de geschiedenis van de conventies. Zowel de Democraten als de Republikeinen zagen in hoe belangrijk de beelden van al dan niet goed verlopende conventies zijn voor het imago van de partij en de kandidaat. Vanaf die tijd werden door beide partijen via voorverkiezingen in alle staten van tevoren al een kandidaat verkozen die dan tijdens een strak geregisseerde conventie kunnen worden genomineerd.
Dat was althans het idee. Want ook al is er nooit meer zo’n chaotische conventie geweest als in ’68, helemaal vlekkeloos verloopt bijna geen enkele conventie. Meteen in 1972 was er bij de Democratische conventie nog zoveel verdeeldheid onderling dat door al het gekrakeel de kandidaat McGovern pas ver na middernacht aan zijn acceptance speech kon beginnen. Iedereen was al naar bed. In 1976 vond Ronald Reagan het nodig om de klunzige Gerald Ford de voet dwars te zetten. Als je als zittende president, die in aanmerking komt voor nog een termijn, toch een tegenstander krijgt uit eigen gelederen dan is er dus blijkbaar weinig vertrouwen in je. Ford was Nixon in 1974 opgevolgd nadat deze noodgedwongen het veld moest ruimen maar maakte als president geen sterke indruk. Ronald Reagan werd door een paar machtige Republikeinen naar voren geschoven en daardoor werd de conventie een smerig gevecht. Zowel Reagan als Ford hadden tijdens de voorverkiezingen niet de benodigde meerderheid aan gedelegeerden behaald. Tijdens de conventie werd er op de vloer geprobeerd om de gedelegeerden over te halen om op de een of de andere kandidaat te stemmen. Ford kwam weliswaar als winnaar uit de bus maar met het vertrouwen in hem kwam het niet meer goed.
In 1980 gebeurde bijna hetzelfde maar nu bij de Democraten. Edward Kennedy, ‘the last man standing’ van de drie broers die sinds de jaren ’60 een belangrijke rol speelden in de Amerikaanse politiek, nam het op tegen de zittende president Jimmy Carter. Carter won weliswaar meer dan de helft van de gedelegeerden tijdens de voorverkiezingen maar Kennedy probeerde tijdens de conventie gedelegeerden lost te weken bij zijn opponent. Normaal gesproken moeten de zogenaamde ´pledged delegates` tijdens de conventie op de kandidaat stemmen aan wie ze zich in de primaries verbonden hebben maar Kennedy probeerde dit systeem tijdens de conventie in Madison Square Garden onderuit te halen om zo nog wat gedelegeerden van Carter af te snoepen. Het werd een gênant gevecht en Kennedy moest uiteindelijk het onderspit delven. Hoewel hij, voor het oog van de camera, weigerde om Carter de hand te schudden kwam hij wel met een daverende speech op de proppen. Met woorden als “For me, a few hours ago, this campaign came to an end. For all those whose cares have been our concern, the work goes on, the cause endures, the hope still lives and the dream shall never die.” nam de laatste van de Kennedy broers afscheid van zijn presidentiele aspiraties.
Het was de laatste conventie die echt nog spannend was. De invloed van de televisie en de social media zijn vandaag de dag zo groot geworden dat er weinig meer aan het toeval wordt overgelaten. Ze zijn verworden tot vierdaagse happenings, strak geregisseerd en het speelveld van de campagneteams, niet meer van de partijbesturen. De rituelen zijn gebleven, de acceptance speech, de gedelegeerden op de vloer ieder bij het bordje van hun eigen staat en de ‘roll call’, de stemmingen van de gedelegeerden. De roll call wordt bijna niet meer op de televisie uitgezonden omdat de uitkomst toch al bekend is. Hoogstens het moment dat de stemming ‘over the top’ gaat (het moment dat een meerderheid van de gedelegeerden zich achter de kandidaat heeft geschaard) zie je terug in de journaals. Toch is het leuk om op YouTube eens een paar van die momenten van de roll call terug te kijken. Al die enthousiaste gedelegeerden die vanuit het hele land naar de conventie zijn gekomen om hun stem uit te brengen. Ze juichen en scanderen als tijdens de toespraken de naam van hun staat voorbij komt en als ze aan de beurt komen om te stemmen proberen ze er iets speciaals van te maken. Er wordt reclame gemaakt voor de staat of een speciaal iemand mag de uitslag voorlezen. Zo mocht vorige week de broer van Romney geëmotioneerd de uitslag van Michigan, de ‘home state’ van de familie Romney, voorlezen.
In 2008 deed Hillary Clinton nog iets speciaals. Het is de laatste twintig jaar namelijk gebruikelijk dat de verliezers van de voorverkiezingen hun gedelegeerden vragen om zich achter de winnaar te scharen zodat de partij unaniem achter de kandidaat staat. Hillary deed dat pas tijdens de roll call. Toen New York aan de beurt was nam zij het woord en vroeg alle gedelegeerden om zich achter Obama te scharen. De rest van de roll call werd toen overbodig maar het leverde extra aandacht op voor de Democraten en moest de eenheid in de partij symboliseren.
Volgende week dus het circus van de Democraten. Het is een goed gebruik dat de partij van de zittende president als laatste de conventie houd. De hoogtepunten zijn op prime time. Te beginnen met de ‘keynote speech’. Deze speech wordt meestal gehouden door een aanstormend talent van de partij (in 2004 maakte een toen nog vrij onbekende Barack Obama indruk met zijn keynote speech tijdens de Democratische conventie). Ook de vrouw van de kandidaat wordt geacht een speech te houden evenals de kandidaat vice-president. En natuurlijk de acceptance speech van de kandidaat. Dat is het hoogtepunt van de conventie. Na vier dagen van debatten, speeches en stemmingen komt de man, en wie weet ooit nog eens de vrouw, die in november de klus moet klaren. En met een krachtig uitgesproken “Mr. Chairman, delegates, I ACCEPT YOUR NOMINATION FOR PRESIDENT OF THE UNITED STATES OF AMERICA” wordt de aftrap gegeven voor de campagne die dan echt kan beginnen.