Hoe kan het gebeuren dat iemand met minder stemmen dan zijn of haar opponent toch plaats kan nemen in het Witte Huis? Dit is één van de meest gestelde vragen over het Amerikaanse politieke systeem. De verontwaardiging was groot toen bij de verkiezingen van 2000 bleek dat Albert Gore jr. ondanks zijn overwinning op George W. Bush toch niet kon verhuizen naar Washington.

Omdat uit te kunnen leggen eerst even het volgende. In de eerste plaats kiezen de Amerikanen geen president maar Kiesmannen. Deze bepalen dan later onder de paraplu van een Kiescollege wie de verkiezingen uiteindelijk gewonnen heeft. Elke staat heeft een aantal kiesmannen te verdelen. Het aantal Kiesmannen is afhankelijk van de grootte van de staat. Dat bepaalt dan weer hoeveel afgevaardigden en senatoren elke staat heeft. Dit kan enorm verschillen. Zo hebben staten als Alaska, Delaware en Montana maar 3 kiesmannen te verdelen. Dat in tegenstelling tot bijv. Californie en Florida die respectievelijk 54 en 25 zetels hebben te verdelen. Het is dus zaak om zoveel mogelijk kiesmannen voor je te winnen. U kunt begrijpen dat de race om het presidentschap zich concentreert op de staten waar “veel te halen valt”. In totaal zijn er 538 kiesmannen, over het hele land verspreidt, te verdelen. Wie dus een meerderheid haalt van minimum 270 kiesmannen heeft de verkiezingen gewonnen. Zo zult u dus vaak zien dat campagnes vooral plaatsvinden in de staten die al jaren democratisch of republikeins zijn. Zo hoef je als Republikein je gezicht niet in Californie te laten zien en een Democraat kan beter wegblijven uit Texas. Maar waar ze elkaar bijna ondersteboven lopen is Florida. Dat bleek ook wel bij de laatste verkiezingen.

Er waren in Florida nog 25 kostbare kiesmannen beschikbaar. Beide kandidaten hadden deze nodig om de verkiezingen te winnen. Na verschillende hertellingen is officieel vastgesteld dat Bush 2.912.790 stemmen heeft gekregen en Al Gore 2.912.253. Dat is natuurlijk een minimaal verschil. Maar dat betekende wel dat Bush recht had op de 25 kiesmannen en op die manier de overwinning behaalde. Ondanks dat hij, landelijk gezien, minder stemmen heeft gekregen dan zijn grote concurrent.

Er zijn veel redenen te bedenken waarom je voorstander of juist tegenstander van deze manier van stemmen kunt zijn. Feit is dat elke 4 jaar een grote groep Amerikanen tevreden zijn met hun nieuwe president.

De reden, overigens, dat een president maar 8 jaar het land kan besturen is een wetswijziging in de jaren ´50. Toen de Democratische president Franklin D. Roosevelt voor de 4e keer was herkozen was dit voor de Republikeinen een slechte ontwikkeling. Nadat ze zelf weer de macht hadden vonden ze het tijd om de wet op dat punt wat aan te passen. Er werd een wetswijziging (22 amendement) aangenomen en doorgevoerd die het niet meer mogelijk maakt om een president langer dan 8 jaar aan de macht te laten. En dat is tot op de dag van vandaag niet meer aangepast.

 

Politiek Systeem Amerika