Vrijdag 15 juni 2007 : Op weg naar Vancouver (British Columbia), Canada
Na ongeveer 5 maanden van plannen gaan we vandaag opnieuw richting Canada. We vertrekken om 11.20 lokale tijd vanuit Düsseldorf met een Boeïng 767 van British Airways naar London Heathrow. Van daaruit vliegen we verder naar Vancouver. Helaas kunnen we niet rechtstreeks vliegen…… in maart kwam het reisburo erachter dat onze tickets bij Martinair België niet geprint waren………….. en de vlucht zat op dat moment al helemaal vol. Er moest dus een alternatief komen, en dat werd Düsseldorf in combinatie met Londen en daarna door naar Vancouver.
Om 8 uur komen we in Düsseldorf aan, en binnen 5 minuten zijn onze koffers ingecheckt en hebben we onze boardingpassen voor Düsseldorf-Londen en Londen-Vancouver al in ons bezit.
Aangezien we pas om 10.30 uur naar de gate hoeven, wordt het dus een kwestie van geduld.
Amerika en Canada 2007
We besluiten om maar te beginnen met een stevig kopje cappucino. Onze rugzakken slepen op we onze schouders met ons mee. Daarin zitten voor de komende 3 weken ons fototoestel, videocamera, passen, alle vouchers voor de hotels en de auto, en natuurlijk het routeboek, want zonder dat ding kunnen we niet zo heel veel.
Om 10.30 uur mogen we naar de gate. Alvorens we daar naar op weg kunnen moeten we eerst door de douane. Het is er een hele heisa. De dames en heren aan de controle zijn een beetje heetgebakerd op deze ochtend. Er is net een groep Russen binnengelopen, die menen dat ze de zakmessen en nagelschaartjes nog gewoon in hun binnenzak mogen meenemen. Ook flessen met meer dan 100 ml inhoud bevindt zich in hun bagage, wat tot nog meer ergernis van de douane-beambtes leidt. Ze hebben geen doorzichtige zakjes bij zich om het spul in op te bergen, en worden dus boos verwezen naar de palen in de gang waar ze terecht kunnen voor dit materiaal. Al met al een aardig oponthoud, want er is nauwelijks een Rus die Duits spreekt of verstaat.
We bekijken het tafereel gelaten. We hebben de tijd.
Na controle van de handbagage, jassen (uitdoen!) mogen we via het detectiepoortje doorlopen. We kunnen op weg naar de gate. Daar begint al snel het ”boarden”, en rond kwart voor 11 gaan we de lucht in op weg naar Londen Heathrow.
Onze bagage hoeven we in Londen niet op te halen, -dat is wel fijn-, maar we hopen van harte dat onze koffers straks wel in Vancouver staan!
In Londen volgt opnieuw een uitgebreide controle bij de douane. Hier moeten zelfs de schoenen uit; of je nu jong of oud bent, soepel of stijf, je moet eraan geloven. Even maar niet denken aan die vieze vloerbedekking die je onder je voeten voelt……
Rond 13.30 uur gaan we opnieuw de lucht in, en hebben vervolgens nog zo’n kleine 7600 km voor de boeg, alvorens we in Vancouver gaan landen. Een reis van ongeveer 8 uur en 40 minuten. We vliegen in tijd terug. Dit betekent dat we rond 14.10 uur deze dag zullen landen; dan is het in Nederland ongeveer 23.00 uur en bijna tijd om naar bed te gaan. Wij moeten het nog even uitzingen voordat we ons hoofd ten ruste leggen in het hotel. We proberen ons maar gelijk aan dit dagritme aan te passen.
We vliegen eerst richting het zuidelijk deel van Groenland, waarna we koers zetten richting Canada. De vlucht verloopt prima; de stewards/stewardessen zijn behulpzaam, en we krijgen op z’n tijd een drankje of iets te eten. Voor de rest verdrijven we onze tijd met tv kijken, een spelletje spelen, een boek lezen en een sudoko maken. Tijdens de vlucht moeten we een formulier invullen dat we bij de douane in Canada moeten inleveren. Op die manier weten zij wie er in hun land verblijft.
Op de luchthaven in Vancouver is het een stuk drukker dan het vorig jaar. We kunnen alleen maar aansluiten in de rij, en het tempo van onze voorgangers volgen. Eindelijk mogen we de douane passeren. We krijgen een stempel in ons paspoort dat ons het recht geeft om 90 dagen in Canada te verblijven.
Verder leveren we ons formulier in dat we in het vliegtuig hebben ingevuld, en gaan daarna op zoek naar de bagagebanden. Gelukkig zien we er de ons welbekende koffers ook op liggen. Dat is een hele opluchting.
We zetten vervolgens koers naar Alamo, aan de overkant van de aankomsthal. Hier hebben we ook dit jaar onze auto laten bespreken. De service vorig jaar was goed, dus we vertrouwen erop dat het dit jaar ook weer goed gaat komen.
Nadat ze een kopie gemaakt hebben van onze rijbewijzen, krijgen we de verzekeringspapieren, een alarmnummer, en de sleutel mee van een Dodge Charger, 3 ½ ltr. , 6 cilinder. Hij heeft slechts 712 km op de teller staan! Wat een slee! Math is er helemaal mee in zijn nopjes.
We laden onze koffers in, halen de routebeschrijving uit de rugzak, en gaan op pad.
Alle routes hebben we van het internet gedownload via www.randmcnally.com (amerika) en www.randmcnally.ca(canada). We zijn benieuwd of dit een goede keuze is geweest. We weten het op het einde van onze reis.
De weg naar ’t Travelodge hotel, Richmond (www.travelodge.com) vinden we op ons gemak. De routeplanner heeft het hier bij het rechte eind. We blijken naast ’t hotel te verblijven waar we vorig jaar onze laatste nacht hebben doorgebracht. Toen hebben we 1 ½ uur gezocht, nu zijn we er in 10 minuten.
We eten een hapje in het bruin café van het hotel, en na een eerste bericht (via de mail) naar huis, stappen we om 19.00 uur het bed in. De oogjes vallen vrijwel direct dicht. Het bed wiebelt bij iedere beweging, maar het ligt toch goed. Ondanks het feit dat we nabij het vliegveld vertoeven horen we ‘s nachts amper een vliegtuig overkomen.
Morgen gaan we echt aan onze rondreis beginnen waarin we een bezoek gaan brengen aan Seattle en het Olympic National Park. Daarna richting Portland, Pendleton, Boise, Idaho Falls, Jackson, Yellowstone National Park, en Kalispell. Daarna gaan we terug naar Canada, en verblijven we in Waterton Park, Banff, Jasper, Edmonton. Op 5 juli vliegen we weer naar huis vanuit Calgary.
We zijn ontzettend benieuwd naar wat we allemaal gaan zien, en hoe het allemaal gaat lopen.
Spannend!!!!!!
Zaterdag 16 juni 2007: Van Vancouver naar Seattle (Washington State), noordwest Amerika
We beleven een déjà vu. Opnieuw staan we op onze 1edag in Canada –precies een jaar geleden- op met regen! Als we rond 6.15 uur wakker zijn ziet het er buiten grauw en nat uit. We besluiten de dag toch maar te beginnen.
We eten een hapje bij Moxio , ’t restaurantje bij ’t Sandmann hotel aan de overkant. We starten met ’t ontbijt waarmee we vorig jaar hier geëindigd zijn: voor Math pannenkoek met aardbeien en slagroom, en voor mij een omelet, ham, kaas, champignons en toast. Gebakken aardappelen horen er hier ’s ochtends ook bij. Tja de Canadezen kennen niet zulke ontbijten als wij gewend zijn. Je hebt vervolgens ook geen honger meer voor 18.00 uur!
Rond 8.30 uur zetten we koers richting Surray, de grensovergang tussen Canada en Amerika. We vragen ons af of de motor van onze auto wel loopt………..zo’n zacht geluidje. We komen vooruit dus het moet wel zo zijn.
Na een kleine 20 minuten naderen we de grens. Er staat reeds ’n hele rij te wachten aan de Canadese kant. Dat wordt aansluiten en geduld hebben.
Een uur later mogen we dan eindelijk de grens over. We moeten daarvoor op het sein van de douanebeambte wachten. Eerst wordt er een foto gemaakt van de voor- en achterkant van de auto; daarna moet de motor uit, en de sleutel uit het contact. De beambte bekijkt vervolgens de kofferbak, en vraagt naar het doel van onze reis. Als we vertellen dat we 10 dagen door noordwest Amerika gaan toeren worden we verwezen naar een kantoortje alwaar we ons visum kunnen laten maken.
We krijgen een formulier mee dat we weer af moeten geven aan de volgende beambte. De auto moet aan de kant; de sleutels moeten op het dak van de auto worden achtergelaten!
We melden ons aan de balie binnen en krijgen een groen I-94 biljet. Nederland behoort tot de Visa-Waiver landen; dit betekent dat je in principe 90 dagen in Amerika kunt verblijven voor vakantie of voor zaken. Het visum kan in Amerika niet verlengd worden. Op dit biljet moeten we onze persoonsgegevens invullen, en verder staan er vragen op die betrekking hebben op je contacten met de politie in het verleden. In opdracht van de douanebeambte moeten we onder plaats van verblijf “TOUR” neerzetten. Vervolgens wordt er van beide wijsvingers een afdruk gemaakt (digitaal) en ook word je op de foto gezet m.b.v. een webcam. 12 US$ armer en 2 visa rijker verlaten we na 20 minuten het pand, en kunnen we op weg naar Seattle.
Na het passeren van de grens blijft het regenen. Via de Interstate 5 zakken we af naar het zuiden. De snelheid wordt in Amerika aangegeven in miles/hour. Dat is even rekenen. 1 mile = ongeveer 1,6 km.
De I-5 is een drukke snelweg; deels 2 baans, deels 3 baans. Zowel naar het noorden als naar het zuiden. Het loopt goed. De omgeving bestaat uit veel industrieterreinen waarop verkoop van auto’s, kleding en meubels plaatsvinden.
Echte leuke plaatsen om te genieten van mooie uitzichten zijn er niet. Er zijn wel rustplaatsen waar je gratis koffie / thee kunt krijgen en ’n sanitaire stop kunt houden. Deze rustplaatsen zien er zeer goed onderhouden uit. Mooi groen, geen rommel in de perken of op de grond, en schone toiletten.
Het weer blijft somber tot 5 miles voor Seattle. Donkere wolken vergezellen ons op deze rit. Het is ongeveer 10 graden, soms valt er een bui gevolgd door een kleine opklaring. Net boven Seattle breekt ’t zonnetje door. Dat voelt gelijk een heel stuk aangenamer aan.
Het Red Lion Hotel vinden we gemakkelijk. Het ligt in het centrum van Seattle. Vanuit de hotelkamer zien we allemaal hoogbouw en in de verte zien we de Space Needle.
Na het inchecken gaan we naar buiten; de plattegrond van de stad in de ene hand en fototoestel en camera in de andere. Het is wel bewolkt, maar het zonnetje doet nog steeds zijn best om er een
mooie dag van te maken.
We besluiten om naar het noordelijke deel van Seattle te lopen. Hier bevindt zich Pike Place market.
(www.pikeplacemarket.org) Deze overdekte marktplaats wordt ook wel de ziel van Seattle genoemd.
Deze oude, in 1907 opgericht boerenmarkt is een bruisend district, waar boeren, vissers, bloemisten, kunstenaars en straatartiesten hun waar aan de man brengen.
Verder vind je er kleine restaurantjes en allerlei winkeltjes, waarvan niet geheel duidelijk is wat ze aan willen prijzen.
Van hieruit lopen we langs het “waterfront” richting het Seattle Art Museum en daarna door naar Space Needle (www.spaceneedle.com). Deze toren in er neergezet ter gelegenheid van de 2ewereldtentoonstelling in 1962. Hier gaan we met de lift zo’n 140 meter omhoog en kunnen daar genieten van een prachtig vergezicht over Seattle.
Morgen gaan we naar de andere kant van Seattle. Daar vind je het oude Seattle –Pioneer Square- en Chinatown. De auto laten we lekker staan; we gaan nog genoeg kilometers maken de komende weken.
Zondag 17 juni 2007: Seattle
We staan rond 7.30 uur op. Het heeft weer geregend, en ’t lijkt erop dat er nog meer gaat komen vandaag. Een donker wolkenpakket siert de lucht. We besluiten om toch maar naar buiten te gaan, en te kijken of we ergens kunnen ontbijten. In de buurt van het hotel zit alles vol, en we besluiten om terug te gaan naar het hotel en daar alsnog een hapje te eten.
Als we teruglopen naar het hotel scheert er een kauw door onze haren. Op het pad waarop we lopen blijkt een jonge kauw te zitten, die nog niet kan vliegen. De grote kauw wil ons blijkbaar niet in de buurt van zijn jong hebben. Eerst voel ik hem door mijn haren scheren, daarna is Math aan de beurt. Wegwezen dus!!!
Na ons ontbijt (buffet in het hotel) nemen we onze rugzakken en lopen naar het oude deel van Seattle, Pioneer Square (www.PioneerSquare.org) . Vroeger was dit het eerste stadsdeel van Seattle, nu is het een zakendistrict en het National Historic District ( oa. Smith Tower) met een bloeiende kunstwereld.
Veel gebouwen in dit deel stammen uit de jaren tussen de 2 belangrijkste gebeurtenissen in Seattle:
1. de grote brand in 1889
2. de Klondike Goldrush in 1897 -1898
We besluiten deel te nemen aan de “Underground Tour”, een rondleiding van 5 kwartier in de ondergrondse gangen (’t vroegere riool) van Seattle. Na de grote brand in 1889 hebben ze eerst de huizen opgebouwd, en daarna heeft men de straten pas aangelegd. De oorspronkelijke huizen lagen een heel stuk lager dan de huidige huizen. Daarom zien we tijdens de tour nog een toilet onder de grond.
Hierna brengen we nog een bezoek aan het Klondike Goldrush Museum en daarna lopen we terug naar het hotel. In de parken die we voorbij lopen liggen de zwervers op een bankje of in een slaapzak hun roes uit te slapen. Ook hier –net als in de grote steden het vorig jaar- een normaal beeld.
Als we terug zijn in het hotel nemen we even een time-out en dan gaan we opnieuw naar buiten. Ondanks de dreigende lucht blijft het droog. Het is wel erg fris vandaag.
We lopen opnieuw naar het noordelijk deel van Seattle, en willen nog een bezoekje brengen aan het Discovery Park in de wijk Magnolia. Uiteindelijk komen we er niet aan, omdat het te voet een heel eind verder blijkt, dan dat we op de kaart ingeschat hadden.
Om een uur of 8 ’s avonds zijn we terug in het hotel. We hebben een heerlijke maaltijd gehad bij de Daily Grill, gelegen om het hoekje van het hotel. Om 20.30 uur vallen onze ogen dicht. Een hele dag buiten, een gure wind, en een hele lange wandeling eisen uiteindelijk hun tol.
Om 21.00 is het licht uit.
Maandag 18 juni 2007 : Van Seattle –via Queets– naar Port Angeles op het Olympic Peninsula.
Om 5.30 uur zijn we al wakker. Vroeg naar bed gaan heeft zo zijn “voordelen”….. Na ’t nemen van een douche eten we ons ontbijtje in het hotel en gaan op pad.
Vandaag gaan we naar het Olympic Peninsula, waar je het Olympic National Park kunt vinden. (www.nps.gov/olym) . Dit schiereiland (peninsula) ligt ten westen van Seattle. Je vindt er mooie kusten, prachtige bergen en een regenwoud .
We verlaten om 8.15 uur ’t hotel en gaan op weg naar de Interstate 5 S die ons van Seattle weg moet brengen. Het is een 5-baansweg (inclusief carpoolstrookðhierover mag je alleen rijden als je met meer dan 2 personen in de auto zit; sommige auto’s hebben een opblaaspop op de achterbank zitten!!!!)
Het is maandagmorgen en ook hier lijkt iedereen aan het werk te gaan. Het is druk op de weg. Links en rechts rijden de auto’s aan je voorbij. Er lijken hiervoor geen regels te zijn.
De lucht breekt open, en eindelijk komt daar ’t zonnetje waar we zo naar uitkijken. De weersverwachting voor de komende dagen beloofd goed te worden. We wachten af en duimen…..
Bij het opdraaien van de US101 (highway) verandert ’t landschap direct. Heuvels en veel groen komen er op ons netvlies. In de bermen bloeien de wilde bloemen en enorm veel gele brem. Het is een prachtig gezicht. Het aantal auto’s neemt razendsnel af. Heerlijk.
We rijden vanuit Seattle over de zuidkant van ’t schiereiland naar de kust bij Queets, en van daaruit richting het noordoosten naar Port Angeles. Het park is een van de grootste gebieden in de Verenigde Staten zonder wegen. De US101 loopt langs drie zijden van het park; een beperkt aantal zijwegen lopen het binnenland in.
In Aberdeen gaan we even binnen bij ’t visitorcentre. Daar krijgen we een aantal gedetailleerde kaarten mee van het “Lake Quinault Area”. (www.quinaultrainforest.com) Verder krijgen we nog een plattegrond mee met daarop het wegennet van het schiereiland en een zak met zeep, scheermesjes, en dagcréme. Wat we daar mee moeten……………………………………….?
We vervolgen ons pad. Het blijft rustig op de weg. Het valt op dat in dit gebied veel bomen zijn omgekapt, maar er worden ook nieuwe boompjes voor in de plaats gezet. Verder bestaat de omgeving uit ’n heuvelachtig landschap. Bergen zien we nog niet.
We nemen opnieuw een stop als we bij Lake Quinault aankomen. Het waait er verschrikkelijk. Zo erg zelfs dat ik er gedurende een half uur een flinke oorpijn aan overhoud. Niet echt prettig.
We bekijken bij het meer de grootste Sitka Spruce van de wereld, met een doorsnee van 5,4 meter, een omtrek van bijna 17 meter en een hoogte van 58 meter.
Verder lopen we een trail die ons ’n indruk geeft van een tropisch regenwoud. Het Olympic National Park biedt bescherming aan “ ’s werelds grootste regenwoud van de gematigde streken”, een uniek ecosysteem dat slechts op een paar plaatsen in de wereld kan worden aangetroffen. Het is het enige bostype buiten de tropen dat het idee van een echte jungle benadert. De aanwezige nevel en de vele regenbuien in dit gebied zorgen ervoor dat er bomen kunnen groeien tot enorme afmetingen.
Ook zie je er veel mossen, varens en enorme paddestoelen op de bosbodem. Het zonnetje breekt door en de kleuren in het bos worden er alleen maar mooier op.
Dan gaan we verder op weg richting kust. Bij Kalaloch zetten we de auto weer even aan de kant. Het is erg rustig op het strand. Ook hier is de wind erg guur en daardoor voelt het buiten de auto erg fris. Het voelt te koud om een strandwandeling te maken. Hier en daar zien we iemand wel een poging ondernemen, maar dat lijkt toch een flinke klus.
Op het strand zien we veel aangespoeld wrakhout; het maakt een hele rommelige indruk, en toch heeft het charme. Het eiland grenst in het westen aan de Grote Oceaan, in het noorden aan de Strait of Juan de Fuca, en in het oosten aan Puget Sound.
Na deze stop rijden we richting het noordoosten, richting Port Angeles. We moeten voor het eerst tanken. In Amerika tank je in “gallons”. 1 Gallon = 3,78 liter. De benzine kost hier 3,199 US $.
Een US $ is ongeveer 0.76 eurocent.
Je hebt allerlei soorten benzine: unleaded 82, 85, 87, 89, en 92 octane. We nemen de regular 87. Het is net als tanken bij een onbemand tankstation in Nederland. Je stopt je creditcard in de automaat, geeft aan wat je tanken wilt, en daarna krijg je de bon. Simpel dus.
Tegen een uur of 18.00 uur komen we in Port Angeles aan. Ons hotel is het Best Western Olympic Lodge (www.portangeleshotelmotel.com) Het ligt aan het einde van het dorp, langs de US 101. Je kunt er niet dineren, maar er zijn genoeg eetgelegenheden in de buurt.
Helaas hebben we geen tijd meer om echt het Olympic National Park in te gaan, want morgen moeten we op tijd op weg richting het zuiden. Dus een beetje op tijd naar bed is wel gewenst.
Vanuit het hotel kijken we uit op Mount Olympus. Het avondzonnetje doet goed zijn best, en maakt er een prachtig plaatje van.
Na het avondeten maken we nog een wandeling; we moeten onze benen even strekken. Van het lange zitten in de auto wordt je toch wel stijf. Buiten het hotel zien we de eerste herten in het wild. De camera komt natuurlijk te voorschijn. Het lijkt de beesten niet te storen. Ze eten rustig verder aan de bladeren die aan de boom hangen.
Dinsdag 19 juni 2007 : Van Port Angeles (Washington State) naar Portland (Oregon)
We hebben vandaag een route van ongeveer 650 km voor de boeg, en hopen op het einde van de middag aan te komen in Portland, gelegen in de 2evan 5 staten die we in Amerika zullen aandoen. Het betreft hier de staat Oregon. Deze staat is vooral bekend om zijn natuur, besneeuwde bergen, rivieren, groene bossen, maar ook om zijn woestijnvlakten.
Om 6.45 uur loopt de wekker af, en na het ontbijtbuffet ( 5 $ per persoon ) in het hotel gaan we om 8.00 uur alweer op pad. De weersvoorspelling voor vandaag is goed: veel zon en rond de 23 graden.
Vanuit Port Angeles moeten we eerst nog zo’n 180 km naar het zuiden over de US 101. Daarna verlaten we pas het Olympic Peninsula. We blijven in een groene en rustige omgeving, en de weg zoekt zich daar kriskras een baan doorheen. Hier en daar volgen we een tijdlang de oevers van een aantal baaien die aan de US 101 gelegen zijn. Na ’n kleine 2 ½ uur bereiken we de Interstate 5 (I-5) bij Olympia. Dit betekent dat we gedurende een 50 km weer volop drukte rondom ons heen hebben.
De I-5 is een 3-4 baans autoweg vol vrachtverkeer. Zo’n 80% van de vrachtwagens die je hier ziet zijn geladen met gevelde bomen.
We mengen ons in deze drukte, totdat we exit 68 richting US-12 E, Morton, Yakima zien. Hier gaan we eraf. We volgen de route richting Randle. De rust keert terug en we rijden verder langs lang gestrekte groene heuvels en bossen. We zijn op weg naar ’t Mt. St. Helens National Volcanic Monument.
Tussendoor nemen we bij Mossyrock even de afslag naar de “Mossyrock Dam”.
Dit project –“’t Cowlitz River Project”- is in 1968 gebouwd en is de grootste dam in de staat Washington. Deze dam genereert jaarlijks 1 miljard Kilowatt/uur elektriciteit. Dit is genoeg om 78.000 huishoudens in ’t noordwesten van Amerika van elektriciteit te voorzien.
Het reservoir dat achter de Mossyrock Dam ligt, heeft zich gevormd na de aanleg van de dam, en wordt het Riffe Lake genoemd.
Het heeft een prachtig blauwe kleur; zeker nu het zonnetje erover heen schijnt en is ongeveer 38 km groot.
In deze streek valt de aanwezigheid van boomkwekers heel sterk op. Er worden hier bijzonder mooie kerstbomen gekweekt. Ze hebben een prachtige vorm en een diepgroene kleur. Dit soort bomen zie je in Nederland niet. Ze krijgen alle ruimte om uit te kunnen groeien tot een piramidevorm. Prachtig hoor.
Vanuit Mossyrock rijden we verder naar Randle. Daar nemen we de NF-25. We willen naar ’t Windy Ridge Viewpoint. Hier heb je namelijk het beste zicht over het gebied dat bij de vulkaanuitbarsting in 1980 vernietigd is geworden. (http://vulcan.wr.usgs.gov/Volcanoes/MSH/NatMonument/PointsInterest/windy_ridge.html)
De weg is vol bochten en gaten, en er liggen wat kleine rotsblokken op de weg. Alle hindernissen worden voor zover ’t kan, op voorhand al aangegeven. We kunnen naar Windy Ridge Viewpoint via de
NF-99 doch na slechts enkele km wordt deze weg middels een slagboom afgesloten. Vermoedelijk ligt er dus nog sneeuw. Windy Ridge Viewpoint is dus niet bereikbaar.
Terug dus naar de NF-25., die later overgaat in de NF-90. We besluiten om de afslag naar de NF-83 te nemen en dan door te rijden naar ’t Mt. St. Helens National Volcanic Monument zelf. Op dit gedeelte van de weg zien we hier en daar nog plekken sneeuw liggen.
Het is een flinke toer om naar beneden te rijden. Veel bochten, hobbels en gaten, maar zeer zeker de moeite van het rijden waard. Het is een prachtige route. Nadat we zo’n 10 km over de NF-83 gereden hebben blijkt deze ook afgesloten te zijn. Het zit echt mee vandaag!!!!
We zien Mt. St. Helens op afstand liggen en maken enkele foto’s. Daar moeten we het dus maar mee doen.
We draaien ons opnieuw om en gaan terug naar de NF-90. Nog geen 8 km verder hebben ze een stuk weg nog maar net voorzien van ’n nieuwe teerlaag. Hierover ligt allemaal los split. We moeten stoppen en wachten op een wagentje van de Amerikaanse “rijkswaterstaat”, die het tempo van rijden gaat aangeven. Het lijkt alsof je in ’n hagelbui terecht komt, zo tikken de steentjes tegen de onderkant van de auto aan. Een aantal plekjes steenslag op de carosserie van de auto zijn – blijkt later op de dag- daarvan het gevolg.
Heel langzaam aan komen we in de buurt van de volgende staat. We naderen Oregon. We verblijven 1 nacht in Portland, en morgen gaan we door naar Pendleton, een rit van ongeveer 350 km.
Via de NF-90 rijden we bij Woodland opnieuw de Interstate -5 op, en houden de borden richting Portland aan. Tegen de avond komen we daar aan. We verblijven 1 nacht in het Red Lion Convention Centre. Dit hotel valt in het niet bij het Red Lion in Seattle. Daar was alles heel chique, iedereen met dezelfde functie droeg dezelfde kleding. In Portland draagt iedereen casual kleding; het lijkt wel vakantiekleding of misschien moeten ze na het werk nog gaan klussen???? Wat een verschil.
Het hotel is oud. De slaapkamer is schoon, doch het ruikt er muf. De ijzeren balken boven de ramen roesten, en er zitten vochtplekken op het plafond. Het hotel staat op een hoek waar 4 straten aan voorbij komen. Het lijkt alsof het hotel “wiebelt”. Het is net alsof je van een boot afkomt en nog staat na te deinen. Een heel raar gevoel.
We eten in het restaurant bij het hotel. Een bediende rent zich de benen onder het lijf uit. Er blijkt geen verdere hulp te zijn die avond. Uiteindelijk komt er iemand van de receptie even uithelpen. Slechte organisatie!!
Na het eten hebben we eindelijk de gelegenheid om te kunnen emailen. Het zit niet mee. De verhalen worden niet doorgezet. Hele korte berichtjes lukken wel. Balen hoor. Maar goed… we hebben laten weten dat het ons goed gaat. Dat is het belangrijkste voor het thuisfront.
Woensdag 20 juni 2007 : Van Portland naar Pendleton
Vandaag zetten we koers richting het oosten. Vanuit Portland nemen we de Interstate 84 tot Troutdale. Daar gaan we verder over de Highway 30. We gaan vandaag de Historic Columbia River Highway rijden. (www.columbiariverhighway.com)
Het blijkt een prachtige route te zijn tijdens het rijden. De weg slingert er weer mooi op los, en heeft een aantal prachtige stopplaatsen.
In Troutdale lopen we bij het visitorcentre binnen, en gaan met de routekaart op zak aan de scenic highway route beginnen. Onze eerste stop is bij het Portland Women’s Forum State Scenic Viewpoint, 16 km ten oosten van Troutdale. Dit uitzichtpunt wordt ook wel Chanticleer Point genoemd. Je hebt er een prachtig uitzicht over de Columbia River. Vanuit dit punt kunnen we onze volgende stoplocatie al zien liggen: het Vista House at Crown Point, een monument ter ere van alle Oregon pioneers. Het is een prachtig gebouw, en de ligging is geweldig.
Het barst er van de Japanners, maar lang hebben we er geen last van. Foto knippen en ze gaan de bus weer in naar het volgende punt. Wij doen het rustig aan; we hebben de tijd vandaag.
Vanuit Vista House gaan we verder naar de watervallen: Latourell Falls, Shepperd’s Dell, Bridal Veil Falls , Wahkeena Falls, en de Multnomah Falls komen we achter elkaar op onze route tegen. De Multnomah Falls is daarvan de grootste waterval. Hij bestaat uit twee delen: het bovenste deel valt ongeveer 200 meter naar beneden, het onderste deel 15 meter. Het is de op 2 na hoogste waterval van de hele Verenigde Staten.
Na de watervallen rijden we verder door een groene en bergachtige omgeving richting de Bonneville Dam. Hier vind je onder andere kweekvijvers voor forel. Ook hebben ze een aantal visvijvers waarin een aantal flinke steurs rond zwemmen.
Daarna gaan we ook nog even bij de dam zelf kijken. Dit jaar nemen we niet deel aan de rondleiding. Die hebben we vorig jaar gehad in Revelstoke, Canada. We moeten even keuzes maken vandaag.
Na de Bonneville dam is de Highway 30 afgelopen en gaan we verder over de Interstate-84. We rijden langs de Columbia River af. Deze rivier begint in Canada!!.
Bij Hood River verandert de omgeving heel snel. Het groen verdwijnt, en daarvoor komen alleen nog maar bruine, kale heuvels en bergen in beeld. De temperatuur stijgt er in een rap tempo. Het wordt hier echt warm.
De snelle verandering van omgeving maakt indruk op ons; nog maar een paar kilometers terug was alles nog groen! Ook al verandert de natuur, het is en blijft een prachtige route om te rijden. We rijden wederom over de snelweg, en passeren regelmatig een aantal vrachtwagens.
Aan onze linkerkant passeert een trein: 3 locomotieven achter elkaar die vervolgens een zeer lange rij wagons vooruit trekken waarop containers (2 stuks op elkaar) staan. Er zijn geen huizen in de buurt, en verder is er ook geen sprake van industrie. Hier en daar zien we een groene vlakte….. het lijken wijnranken te zijn.
In de dorre grasvelden doen zich hier en daar een aantal koeien te goed aan…………………? Ja, aan wat weten we niet, want alles lijkt echt dor.
We vervolgen onze route en vlak voor Boardman (exit 164) zien we ineens weer bomen, struiken en rietplanten. De omgeving is hier weer groener; we zien enkele vennen en ook zien we een grote groep koeien en geiten bij een boerderij staan. In de buurt staan ook een flink aantal regeninstallaties. Op het land zijn ze aan het rooien. Het is een van de eerste dorpjes die we na Hood River zien waar activiteit is.
Zo’n 28 km voor Pendleton staan grote velden vol graan. Zover als je maar kunt kijken zie je koren staan. We vragen ons af hoe ze hier koren maaien. De omgeving is zó heuvelachtig. Augustus blijkt hier de hooimaand te zijn. In Pendleton verblijven in die maand 3x zoveel mensen dan normaal. Ze komen allemaal helpen met oogsten.
Tegen 18.00 uur komen we in Pendleton aan. We hebben 3 verschillende landschappen gezien: groene heuvels, dorre bergen, en akkerbouw. Mooi die contrasten… indrukwekkend.
We checken in bij het Red Lion Inn, in Pendleton. Daar vragen ze om een identiteitsbewijs waarop ook ons woonadres vermeldt staat. Ze lachen zich een bult als ik hun het rijbewijs overhandig. Niet vanwege de foto uit 1998, maar om het rijbewijs zelf. Zoiets hebben ze daar nog nooit gezien. Een papieren ding…………….In Amerika ziet het rijbewijs eruit als een creditcard.
Als Math een uur later even met iemand van de balie buiten een sigaretje staat te roken, blijken ze nog onder de indruk van het rijbewijs. Nou ja…………………………………..
Donderdag 21 juni 2007 : Van Pendleton naar Boise (Idaho)
We trekken verder oostwaarts. Vandaag is ons einddoel de plaats Boise in de staat Idaho.
Vanuit Pendleton vertrekken we rond 9.00 uur, na een nachtje draaien op een doorgezakt matras. We toeren over de Interstate 84 en hebben zo’n 355 km voor de boeg. Het is een mooie weg, en dat is al zo vanaf het moment dat deze weg in Portland is begonnen.
De droogte in de omgeving blijft ook hier het beeld bepalen. De snelheid op de wegen varieert per staat. Hier mogen we max. 65 miles per uur rijden, wat neer komt op zo’n kleine 100 km/uur. Iedereen houdt zich er goed aan. De weg klimt hier en daar flink, en ’t is maar goed de weg 2-baans is. Volgeladen vrachtwagens hebben moeite met de klim naar boven. In deze omgeving zie je veel motorwagens met 3 aanhangers erachter.
Hier en daar zijn er werkzaamheden aan de I-84. Deze worden mooi op tijd aangegeven. De snelheid van alle voertuigen moeten op die plaatsen aangepast worden. Doe je dat niet, dan krijg je een bon. In Amerika is de regel dat de boete verdubbelt indien je een bon krijgt op een plek waar wegwerkzaamheden plaatsvinden. Moeten ze in Nederland ook doen!!!
Op 1500 meter hoogte zien we een tijdlang weer veel groene vegetatie, die na zo’n 30 km rijden overgaat in grasland en graanvelden. Hier zien we voor het eerst cowboys die koeien drijven. Helaas kunnen we geen stop maken op ’n snelweg want we hadden het graag eens live gezien.
Dit landschap begeleidt ons een tijdje, maar gaat dan toch weer over in dorre heuvels zonder enig levend wezen.
Zo’n 90 km voor Boise rijden we de staat Idaho binnen. Het lijkt wel of ze met een scheermes over het landschap zijn gegaan. Gelijk wordt alles vlakker en de industrie komt tot leven. De snelheid op de I-84 mag omhoog naar 75 miles/uur, want neer komt op ongeveer 120km/uur. Lekker, alhoewel….. als iedereen 55 of 65 miles/uur rijdt, je daar ook gewoon in mee kabbelt. We hebben geen haast.
Sinds we gisteren Hood River voorbij zijn gereden, voelen we de temperatuur omhoog gaan. Vandaag is het ergens tussen de 35 en 40 graden. In Amerika wordt de temperatuur in graden Fahrenheit weergegeven. Het omrekenen naar graden Celsius gaat als volgt:
We zijn volgens onze horloges reeds om 13.00 uur in Boise, doch we blijken een tijdzone overschreden te hebben, waardoor het inmiddels reeds 14.00 uur is. In deze tijdzone blijven we zitten tot ons vertrek vanuit Calgary op 5 juli.
Bij ´t inchecken in het Shilo Inn hotel vraagt de mevrouw achter de balie wat we in Boise komen doen. Het klinkt als: ” Wat kom je hier toch zoeken?”
We krijgen de sleutels van onze kamer, en trekken er nadat we koffers uit de auto gehaald hebben, lopend op uit. Na een 30 minuten komen we downtown Boise. Met de plattegrond op zak maken we een wandeling van zo´n 2 uur door het stadje. Het is er vreselijk warm, dus we nemen de gelegenheid om af en toe een verkoelend drankje te nemen. Dat is nu echt vakantie……doen waar je zin in hebt.
Tegen een uur of zes ´s avonds lopen we binnen bij een chinees restaurant langs het Red Lion hotel. Echt voortreffelijk eten, en de bediening is zeer vriendelijk en gastvrij.
De airco blaast er flink op los. Als we na 1 ½ uur buiten komen, slaat de warmte je vervolgens bijna neer.
We lopen terug naar het hotel, en nemen de tijd om even een berichtje te mailen naar Nederland.
Om een uur of 21.30 maken we het licht uit, en maken daarmee een einde aan de dag.
Vrijdag 22 juni 2007 : Van Boise naar Idaho Falls
Neem 2 slaapkamers…. haal er de muur tussenuit en je hebt een eetgelegenheid. Tenminste zo hebben ze ´t in het Shilo Inn in Boise gedaan. Vanochtend stond er ´n ontbijt klaar voor iedereen. Het leek net alsof we gingen kamperen: wegwerpborden, wegwerpbestek en bekers. Voldoende zaken om te eten, maar ´t geheel ziet er toch wel komisch uit. Dit hebben we nog nooit ergens gezien. Het eitje ligt al gebakken en gekoeld in zakjes te wachten. Je moet het alleen nog even opwarmen in de magnetron……
Rond 9 uur gaan we op pad. De “Bruneau Dunes” en “Craters of the Moon” staan vandaag op de planning. Via deze bezienswaardigheden zullen we ergens op het einde van de middag in Idaho Falls aankomen.
De temperatuur loopt alweer lekker op en de voorspelling is dat het weer ergens tussen de 35 en 40 graden zal worden. De vooruitzichten blijven zo. Pas als we dinsdag in Canada aankomen zal het wat koeler worden. We wachten af, het weer kan nog snel veranderen hier.
De route vanuit Boise verloopt weer langs kale dorre vlaktes. Hier en daar loopt er ´n spoorrail doorheen, en zien we het transport van containers erover heen gaan. Personentreinen hebben we hier nog niet gezien.
Tot op heden hebben we ook nog maar weinig “wildlife” gezien. Het is er wel, want we hebben al een aantal dode herten langs de weg gezien.
Bruneau Dunes gaan we als eerste bekijken. Via de I-84 gaan we naar Mountain Home. We nemen daarvoor op de I-84 exit 90, en gaan verder over de Idaho 51. Mountain Home is een levendig plaatsje, maar als we afslaan richting Bruneau wordt het landschap opnieuw vlak en dor.
De Bruneau Dunes vallen ons toch wel tegen. Er ligt wel een flinke berg zand in een vreemde grijze kleur, maar om daar zo over te doen…… Het lijkt net cement. Het visitorcentre is gesloten.
We blijven er niet lang, en rijden verder richting Craters of the Moon, een gebied waarin een vulkaanuitbarsting is geweest. Via de Idaho 78 komen we weer terug op de I-84. Even lekker doorrijden met 120 km/uur. We blijven echter maar heel korte tijd op deze weg.
We houden meer van de rustige “byways”. Bij Bliss gaan we de Idaho 26/93 op, een scenic byway, en hopen via deze route in het vulkaangebied te komen.
De scenic byway is een rustige weg, waarop wel wat verkeer aanwezig is, maar het is heel relaxed rijden. Ook hier is de omgeving weer dor en vlak.
Een kleine 23 km voor het Craters of the Moon National Monument, verandert de omgeving. Er ligt hier heel veel zwart gesteente. Het lijkt wel op vette, zwarte, omgeploegde aarde. (www.nps.gov/crmo)
We komen rond 13.00 uur aan en kunnen doorrijden naar het park. In de winter blijkt hier veel sneeuw te vallen en je ziet nu ook overal nog wegafzettingen.
Bij de ingang van het park moeten we 8 US $ entree betalen. We krijgen van de ranger een plattegrond van het gebied, en mogen er met de auto in. Er is een route van ongeveer 12 km verharde weg aangelegd, die je door een gedeelte van het vulkaangebied leidt. Op bepaalde punten kun je auto neerzetten, en daar mag je dan ook ´n stuk wandelen op de daarvoor aangewezen paden.
Het is zeer indrukwekkend. Je kunt je niet voorstellen wat zo´n uitbarsting allemaal teweegbrengt.
Het is prachtig om te zien dat al die lava echter ook weer zorgt dat er nieuwe plantjes, mossen gaan groeien en dat er ook weer dieren gaan leven. Het is zeer vruchtbare grond.
Bij de Inferno Cone mogen we het vulkaangebied betreden. We mogen er tegen oplopen. Het gaat zeer steil omhoog, -plaatselijk tot 46%- en als we denken dat we aan de top zijn, blijkt dat we nog een stuk verder moeten. Het is de moeite waard om de klim te maken. Je hebt hier een prachtig uitzicht over het vulkaangebied. Het is ongelooflijk hoeveel verwoesting er is ontstaan. Het waait op dit punt verschrikkelijk hard. Af en toe kun je niet eens meer door je neus ademen, zo pal staat de wind op je hoofd. Fotograferen en filmen worden door de wind ook bemoeilijkt. We zien wel wat het wordt.
Rond 16.00 uur verlaten we het park; ´t is nog een uur of 2 rijden naar Idaho Falls. De weg laat zich prima rijden, en we komen inderdaad om 17.45 uur aan. Het is er zo´n 40 graden, maar op de deur van het hotel hangt een bordje met de volgende tekst: “Caution, snow or ice may fall from roof”
Ik denk dat we daar vandaag niet bang voor hoeven te zijn.
Het is een groot hotel, het Shilo Inn, maar van een heel andere klasse dan het Shilo Inn waarin we gisteren verbleven. Morgenochtend is het ontbijt ook inclusief, en we zijn hier zeer benieuwd naar. Ook weer campingbestek, bekers en borden???? Wellicht niet….. we hebben hier vanavond gegeten, en dat was echt zeer goed verzorgd.
Tot op heden verloopt de reis prima. De auto doet het prima, en de routebeschrijvingen kloppen als een bus. We voelen ons goed en we genieten met volle teugen. We zijn blij dat we nog zo´n 2 weken van deze luxe mogen genieten.
Zaterdag 23 juni 2007 : Van Idaho Falls naar Jackson Hole (Wyoming)
Het is maar goed dat we een dagboek bijhouden, want zo weten we tenminste waar we ons bevinden. We zien zoveel, en de vele indrukken die we opgedaan hebben zijn duizelingwekkend.
We gaan na het ontbijt (in buffetvorm) rond 9.30 uur weg uit Idaho Falls. Het is al 22 graden, bewolkt, en het waait ontzettend hard.
Ook vandaag zoeken we weer een scenic byway op, want we willen niet rechtstreeks naar Jackson Hole rijden. We besluiten eerst vanuit Idaho Falls noordoostelijk te rijden richting Ashton, over de Idaho 20. Het is een vlak maar groen landschap, maar we zien ook regelmatig huizen langs de weg staan. Verder zien we veel veeteelt en akkerbouw. We zien enkele herten staan, maar verder is ´t wat betreft het wildlife nog steeds erg rustig.
Rechts van ons zien we (in de verte) ´t Grand Teton gebergte. De Teton Scenic Byway (www.byways.org/explore/byways/2046/stories/68508) loopt er aan de Idahokant langs af. Het beste zicht op deze bergen blijk je echter aan de Wyomingkant te hebben. Daar gaan we vandaag nog naar toe, want Jackson Hole ligt in de volgende staat.
De Tetons zijn 10 miljoen jaar jong, en “de nieuwste bergen” van de Rockies. Ze groeien nog steeds, zo´n inch per 100 jaar. De grootste piek, de Grand Teton, is ongeveer 4000 meter hoog.
Er hangt nevel rondom het Grand Teton gebergte, maar je kunt ze wel zien liggen in het schrale zonnetje. Groene graanvelden liggen er rondom heen. Die kleurcontrasten zijn prachtig. De sneeuw op de bergen draagt zijn steentje bij aan de schoonheid van het Grand Teton gebergte.
Vanaf Victor verlaten we de Teton scenic byway, en gaan vandaar uit naar Jackson Hole over de Idaho 32. De weg trekt ´n flink eind (10%) de hoogte in. De oren klappen steeds dicht. Op ´t hoogste punt is er ´n uitkijkpunt over de bossen en ´t dal van Jackson Hole.
Na deze stop beginnen we vervolgens aan de afdaling. Het gaat flink omlaag. Volgens de bordjes ´n daling van 10 % maar het lijkt toch echt meer te zijn.
Voor de vrachtwagens zijn er uitwijkmogelijkheden gemaakt aan de linkerkant van de weg. Aan die zijde kunnen ze tegen een helling een noodstop maken, mochten ze door de remmen heen gaan.
Als we de bochten zien bedenken we ons dat een vrachtwagen zo´n noodstop niet of nauwelijks zal kunnen maken. De uitwijkmogelijkheden zijn namelijk maar hier en daar aangelegd. Ze moeten de wagen eerst een aantal bochten nog in toom zien te houden alvorens ze zo´n helling tegenkomen.
Onder aan het einde van de weg, komen we Jackson Hole binnen. Ons hotel ligt aan het begin van het dorp. Het is het Best Western Lodge hotel. We zijn te vroeg, het is 13.30 uur en kunnen pas na 16.00 uur inchecken. Aan de receptie raden ze ons aan om naar het dorp te gaan, en later terug te komen. We besluiten de auto te laten staan, en lopen richting downtown.
Jackson Hole is ´n dorpje in cowboysfeer ingericht. Echt toeristisch. Een koets die rondrijdt, winkeltjes aangekleed in cowboystijl, en restaurantjes lijken van buiten net saloons uit het oude westen.
Bij het visitorcentre (helemaal op het einde van het dorp) halen we de routekaarten van het Grand Teton National park en het Yellowstone National Park. Morgen trekken we deze parken door. Ook komen we dan weer in een volgende staat, nl. Montana. Het wordt morgen een druk dagje, – niet wat betreft afstand – maar er zijn op de route veel dingen te zien. We moeten er dus vroeg uit morgenvroeg.
Na een uur of 2 hebben we ´t in het dorpje wel gezien, en lopen we terug naar het hotel. Math controleert even het waterpeil van de auto. Toen we straks aankwamen leek de auto water te verliezen. De temperatuurmeter op het dashboard staat in het midden, dus koken doet ie niet.
We gaan ervan uit dat het morgen goed gaat.
Zondag 24 juni 2007 : Het Grand Teton National Park en het Yellowstone National Park.
Al vroeg loopt de wekker af. Het is 6.30 uur. We hebben een lange dag voor de boeg, zo´n 300 km en veel bezienswaardigheden. Vandaag gaan we het Grand Teton en het Yellowstone National park in. Bergen, meren, gletsjers, bossen, thermische bronnen, watervallen, geysers, en (hopelijk) wildlife staan op het programma.
We vertrekken rond 8.15 uur na een stevig ontbijt. Na een goede 3 km. begint het onder de motorkoap te pruttelen. Ook ontstaan er kloppende geluidjes. We zijn net het dorp uit, en kunnen de auto op een parkeerplaats bij het National Elk Refuge neerzetten. Bij het openmaken van de motorkap zien we dat het water kookt, en dat er zich witte vlokken in het water bevinden.
Toch geeft de temperatuurmeter op het dashboard aan dat de temperatuur oké is. We bellen met het algemene alarmnummer. Dit nummer staat op de autosleutel en is gratis. We krijgen een vriendelijke mevrouw aan de lijn die ons verder helpt. Er wordt geregeld dat we een andere wagen krijgen, doch dit gaat nog 1-2 uur duren. De nieuwe auto staat wel in Jackson, en dat is gunstig voor ons.
Ze neemt ons 06 nummer op, en we moeten afwachten. We worden na ongeveer 3 kwartier teruggebeld. Een meneer aan de lijn die vraagt of we met de auto durven te rijden. Math geeft aan dat hij bang is dat hij de motor in puin draait. De man geeft aan dat we het maar moeten wagen.
De thermostaat moeten we op heet zetten, de airco uit, en de ramen open. De man blijft keurig aan de lijn, en vraagt regelmatig of er vreemde dingen gebeuren die we nog niet gehoord hadden.
We moeten ons naar het vliegveld van Jackson begeven, dat ongeveer een 8 km verderop ligt. Daar zit een vestiging van Alamo. Bij aankomst sluit de man het gesprek af, nadat hij verteld heeft dat ze bij Alamo op de hoogte zijn van de problemen met de auto. Nu slaat de temperatuurmeter van de auto door naar het kookpunt. Onder de motorkap horen we flinke pruttelende geluiden. Dit is echt niet pluis.
We melden ons aan de balie bij Alamo. Ze hebben geen auto meer in de maat die wij bij ons hebben, maar als we er geen bezwaar tegen hebben, kunnen we een 8 persoons minivan meekrijgen.
We moeten maar even buiten gaan kijken. Het blijkt een Toyota Siënna te zijn. Een heel stuk groter dan de vorige auto, maar we vinden het geen probleem.
De verzekeringspapieren worden in orde gemaakt, en een schadeformulier wordt ingevuld voor de Dodge. We moeten daarop aangeven waarom we de wagen inleveren, en wat er mee aan de hand is. We laden de koffers over in de Toyota en na 1 ½ uur zijn we alweer op pad. Na er 2583 kilometer mee gereden te hebben moeten we de Dodge achterlaten.
Alle complimenten voor het autoverhuurbedrijf; alles is keurig door Alamo afgehandeld.
Om 10.15 uur verlaten we het vliegveld en gaan we ´t Grand Teton Park in. Dit ligt vlakbij. We betalen aan de ingang van het park 25 US $ en krijgen een 7-dagenpas voor het Grand Teton en het Yellowstone Park tezamen. Verder krijgen we van beide parken de plattegrond en de krant mee.
Deze hadden we echter gisteren al gehaald bij het visitorcentre, maar dat deert niet.
Je kunt via 2 routes het Grand Teton Park verkennen. Gewoon blijven doorrijden over de Highway 89, of bij Moose Junction afslaan en de Teton Park Road te nemen. De lengte van de route door het Grand Teton Park is ongeveer 85 km.
Wij kiezen ervoor om de Teton Park road te nemen en richting Jenny Lake te rijden. We zien er prachtige panorama’s. Bergen met sneeuw bedekt; lange gletsjers en schitterende bergmeren. In de bermen bloeien de wilde bloemen met hun gele, paarse, en rode kleuren.
Na zo’n 30 km komen we bij Jackson Lake Junction. Hier eindigt de Teton Park road, en vervolgen we onze weg over de Highway 89. Via de John D. Rockefeller Jr. Memorial Parkway bereiken we het Yellowstone National Park.
In het Yellowstone National Park veranderen de groene bossen in grijze staken. Het levert een spookachtig gezicht op.
Vermoedelijk is de grote brand die in 1988 in het Yellowstone National Park gewoed heeft de veroorzaker van dit beeld. Onder de grijze staken zien we gelukkig alweer nieuwe jonge bomen en struiken opkomen.
We komen rond 13.30 uur bij West Thumb aan, gelegen aan de rand van het Yellowstone Lake. Hier zien we veel geisers, warm waterbronnen, en paintpots (zie hiervoor de genoemde link; interactieve site) West Thumb is eigenlijk een grote vulkanische krater. Het Yellowstone Lake is na deze vulkaanuitbarsting ontstaan.
Het pruttelt er overal. De mudpots stinken verschrikkelijk doordat er zwavel vrijkomt. De kleuren van de warmwaterbronnen zijn schitterend; blauw / groen/ oranje/ rood/ geel zijn de kleuren die in het zonlicht prachtig oplichten. Er hangt een flinke damp boven sommige poelen, en in kleine bronnen waar het water stil lijkt te staan, zie je toch af en toe een belletje lucht naar boven komen.
Overal staan borden met de waarschuwing op het pad te blijven. De bodem rondom de hotsprings kan plaatselijk zeer heet zijn, of er kunnen plotseling kleine pluimpjes rook uit opstijgen, met verbranding tot gevolg.
Van West Thumb rijden we naar Old Faithfull, de bekendste geiser in het Yellowstone park. We komen er om 16.20 uur aan. Deze geiser komt iedere 40-126 minuten tot uitbarsting en blaast dan heel veel stoom de lucht in. Bij het visitorcentre zien we dat om ongeveer 16.42 de geiser tot uitbarsting zal komen. We begeven ons naar de geiser. Het blijkt een echte attractie te zijn.
Rondom Old Faithfull staan (op veilige afstand) allemaal bankjes. Mensen zitten daar te wachten totdat de geiser tot uitbarsting komt. Komisch eigenlijk, maar we sluiten natuurlijk aan, en wachten geduldig.
Rond 16.35 begint de geiser al wat te pruttelen. Mensen worden onrustig, en camera’s worden standby gehouden. Eerst lijkt de geiser wat te “oefenen” waarna hij om 16.45 toch echt tot een uitbarsting komt. Prachtig!
Het loopt al tegen 17.30 uur, en dan hebben we nog ’n flink stuk te gaan. We besluiten om eerst maar in Canyon Village een hapje te gaan eten. Anders wordt het ook zo laat.
Onderweg komen we het eerste grote wildlife tegen. We zien allemaal auto’s langs de weg staan, wat betekent dat er groot wild te zien moet zijn. Inderdaad………… we worden getrakteerd op een grote kudde bizons. Tjonge, wat zijn dat beesten. Even verderop staat de weg alweer geblokkeerd.
Aan de rivier staan twee “bull elk” in het gras te grazen. Even later steken ze het riviertje over. Met de zon op de achtergrond is dit een prachtig gezicht.
De schemering begint in te vallen, en dat betekent dat het wild te voorschijn gaat komen. We zijn benieuwd of we ook nog een beer zullen zien deze vakantie. We vervolgen onze route, en maken een stop in Canyon Village, waar we de Grand Canyon van het Yellowstone Park bezichtigen. We houden het kort. Inmiddels is het al 20.00 uur, en we hebben nog zo’n kleine 70 km voor de boeg. Door het oponthoud vanochtend komen we nu een beetje in tijdnood. Maar goed, we zien wel….. Er zijn nog meerdere mensen op pad. De weg is goed te berijden, maar omdat de bizons, herten en beren los in het park lopen, weet je niet wat je in de schemer of het donker plotseling voor je auto kunt krijgen.
Enkele kilometers verderop is het weer raak. De slingerweg naar beneden staat volledig dicht. Er staan een heleboel mensen langs de kant. Tegen de heuvel op bevindt zich een grizzly beer met 2 jongen. Voor de fotocamera zijn ze te ver weg, met de telelens lukt het ook niet goed. Helaas dus geen foto’s, maar met de videocamera is het wel mogelijk om beelden vast te leggen. Dus dat doen we maar.
De tijd gaat snel. Inmiddels is het al bijna 21.00 uur, en het wordt snel donker. We gaan snel verder.
Nee, toch niet…………………… om de bocht staat het weer stil. Een zwarte beer is op zoek naar voedsel. We nemen nog even de gelegenheid om dit ook op video vast te leggen. Daarna kunnen we echt verder. Zonder verder oponthoud komen we om 22.30 in Gardiner aan. We melden ons bij het hotel, maar dan blijkt dat ons hotel op het einde van het Yellowstone Park ligt. Ergens is het fout gegaan, in onze routeplanning. Er blijken 2 Mammoth Hot Springs hotels te zijn.
We moeten dus terug………..nog een kwartiertje zigzaggend omhoog. Om 22.30 komen we uiteindelijk aan bij het hotel. Dat hadden we een kwartier geleden ook zien liggen, maar toen zijn we daar niet gestopt, omdat we van mening waren dat we in Gardiner moesten zijn. Stom, stom, stom.
We krijgen een “cabin” toegewezen. Er staan 2 bedden in, een wastafel zonder stroompunt om te scheren; geen föhn, en de badkamer vinden we achter een deur van zo’n 70 cm breed. Douche en wc in een ruimte van zo’n 1.20 meter lang en 60 centimeter breed. Als er iemand op de wc gaat zitten, kun je niet meer in de douche komen. Het maakt ons op dat moment even niet meer uit. We zijn moe, en willen nog 1 ding, en dat is slapen. Morgenvroeg gaan we nog naar de Mammoth Hot Springs. Gelukkig liggen die vlak bij het hotel, en daarna gaan we op weg naar Kalispell. Dat wordt onze laatste verblijfsplaats in Amerika. Over 2 dagen komen we terug in Canada.
Maandag 25 juni 2007 : Van het Yellowstone National Park naar Kalispell (Montana)
Doordat het gisteren zo laat is geworden hadden we dus geen tijd meer om naar de Mammoth Hot Springs te gaan. Aangezien deze terrassen vlak naast het hotel liggen besluiten we om hier vanochtend eerst een bezoek aan te brengen, alvorens we aan onze rit van 640 km naar Kalispell beginnen.
De Mammoth Hot Springs lijken veel op de Pammukale in Turkije. Het zijn kalksteenterrassen, die veel mineralen bevatten. Het hete water komt diep uit de aardbodem naar boven, en sleept de mineralen met zich mee. Er vormen zich prachtige, kleurrijke terrassen.
Hierna gaan we op pad richting Kalispell. De route leidt ons langs bergen, valleien en akkers. Het weer wordt er gedurende de rit niet beter op. De hemel trekt dicht, en het wordt steeds kouder. Het gaat heel hard waaien ook, en de temperatuur zien we zakken naar 12 graden. Gelukkig hebben we vandaag alleen maar een autorit voor de boeg, en hoeven we er nergens persé uit.
Wat ons opvalt – en dat geldt eigenlijk voor alle staten waar we tot nu toe doorheen zijn gekomen- is de vrije verkoop van vuurwerk. Overal langs de weg staan stalletjes van hout of van zeil; zelfs bij de tankstations staan ze vuurwerk te verkopen. Als je voor 10 US $ koopt krijg je er voor 5 US $ gratis bij. Dat is in Nederland gelukkig niet mogelijk. Dat het hier goed gaat!!!?????
Om 17.00 uur komen we in Kalispell aan. Morgen moeten we eerst even naar de garage. Er branden 2 lampjes in het dashboard. 1 is van de bandsensoren (kennen we van onze eigen auto in Nederland); de ander meldt dat de motorolie gecontroleerd moet worden. Even verderop ligt een Toyotagarage. Wellicht willen zij wel even kijken morgenvroeg………………
Dinsdag 26 juni 2007 : Van Kalispell naar Waterton Park, Canada
Om 8.15 uur opgestaan; ’t was een echte “uitslaapochtend”. Bij het openen van de gordijnen staat de zon aan een strak blauwe hemel en er is nog maar amper wind. Een heel verschil met gisteren.
Na ’n goed ontbijt, gaat Math even naar de Toyotadealer. Ze willen hem graag helpen. Het lampje voor de motorolie wordt ge-reset; iedere 3500 mile moet men in Amerika hiervoor naar de garage. Resetten en klaar. In één van de banden blijkt een nagel te zitten. Deze wordt verwijdert en het gaatje wordt opgevuld. Allemaal service van de zaak, blijkt als hij wil betalen. Dank je wel!!!
Hierna gooien we de koffers in de auto en gaan op pad. We hebben voor vandaag de “Going to the sun”- route in het Glacier National Park (www.nps.gov/glac) op het programma staan.
Deze weg start in West Glacier en 80 km verderop (in het oosten) bij St. Mary eindigt de route. In de tussentijd trekt de weg door het dal, langs watervallen, verschillende uitkijkpunten en prachtige bergtoppen.
Als we bij entree van het park komen vertelt de ranger dat bij de Logan Pass (= na 46 km) de weg is afgesloten wegens werkzaamheden. De Logan Pass is in de winter getroffen door een zwaar noodweer. De weg wordt momenteel gerepareerd, en moet het volgende weekend klaar zijn. Daar hebben wij natuurlijk niets aan, maar we besluiten om de 46 km toch te rijden. Het nadeel is echter dat we die weg ook terug moeten. Nu kunnen we niet dwars door het park heen, en dat betekent dat we – nadat we straks het park verlaten – een flinke omweg moeten maken om bij St Mary te komen. Maar goed. De omgeving is prachtig, en we hebben geen haast.
De route is de moeite waard. Je kunt er voor kiezen om de route met een bus te rijden, maar wij gaan met onze eigen auto. De weg is volgens de informatiefolder een steile en smalle weg. Nou wij hebben daar in Nederland andere gedachten over. De weg is prima bereidbaar, en echt breed genoeg.
Na 3 uur rijden verlaten we het park. We gaan richting Canada, maar om daar te komen moeten we dus rondom het Glacier National Park heen. Via Walton gaan we richting East Glacier Park.over de MT-2. Daarna rijden we een klein stukje over de MT-49 richting Kiowa, en daarna verder over de
Highway 89 naar St. Mary en vervolgens naar Babb.
Een goede 6 km na Babb nemen we de Chief Mountain International Highway naar het westen. Deze weg leidt ons naar de grens van Canada en vervolgens naar het Waterton Lakes National Park.
Aan de grens verloopt alles heel soepel. Aangezien we niets aan te geven hebben, geen wapens bij ons hebben, en niet meer terug gaan naar Amerika, wordt het visum uit het paspoort gescheurd, en krijgen we een nieuw stempel voor Canada in ons paspoort erbij. Daarna mogen we doorrijden.
We verbazen ons erover dat we hier zo hard mogen rijden……………….. we komen er gelukkig snel genoeg achter dat de snelheden hier weer in km/uur staan aangegeven en niet meer in miles/hour. Dat scheelt een aantal km/uur. Snel terug dus….we willen geen bon.
We passeren de Belly River, en nemen daar even een stop om van het uitzicht te genieten.
Rond 18.30 uur komen we aan in ‘t Waterton Lakes National Park. Het vormt samen met het Glacier National Park in Amerika het eerste International Peace Park. Waterton Lakes National Park beslaat slechts 1/7 deel van het Intenational Peace park.
(http://pc.gc.ca/pn-np/ab/waterton/index_E.asp) Bij de ingang van het park kopen we een parkpas voor een week. Banff en Jasper komen er nog aan, en die plaatsen bevinden zich ook in een nationaal park. Ook in Canada moet je entree betalen om in die parken aanwezig te mogen zijn.
Het kost ons 55 Canadese $, dat is ongeveer 44 euro. We plakken de pas aan de bestuurderskant
(aan de binnenkant) op de voorruit. Dat is gemakkelijker voor de rangers in de andere parken. Ze kunnen dan snel zien dat je al een parkpas hebt, en tot hoe lang die geldig is.
Bij het visitorcentre vragen we even de weg naar ’t Aspen Village Inn. We zijn er dicht bij. Waterton Park ligt aan het Upper Waterton Lake. Bij Aspen Village Inn worden we hartelijk ontvangen door de gastvrouw. Ze komt gelijk met info over restaurantjes en andere zaken.
We krijgen de sleutel en gaan dan naar onze kamer. Keurig verzorgd. Hier houden we het wel 2 dagen uit.
We liggen in de nabijheid van het Upper Waterton Lake. Het Prins of Wales Hotel (hét hotel van Waterton Park) zien we van hieruit op de heuvel liggen. Het ligt op een strook land tussen het Upper Waterton en Middle Waterton Lake. Van daaruit blijk je een schitterend uitzicht te hebben op de omliggende bergpieken, het dorpje Waterton, en het langgerekte meer, dat zich in het zuiden uitstrekt tot het Glacier National park. Morgen gaan we eens kijken. Het ziet er op afstand erg popperig uit.
We lopen vervolgens het dorp in, waar we al gelijk tegen een groep herten en hun jongen aanlopen. Ze zijn het bekijks gewend zo te zien, want ze eten gewoon verder. Het lijkt hier verder wel te sneeuwen. De cottonwoodtree verliest zijn pluizen. Door ’t dorp heen ligt een deken van pluis. De neus gaat dichtzitten en de ogen beginnen te jeuken. Allergie!!!!!!!
Woensdag 27 juni 2007 : Waterton Lakes National Park
Een stralend zonnetje, een matig briesje, en heel veel last van hooikoorts. In het bos bloeit de els, en in het dorp verliest de cottonwoodtree zijn pluisjes. Sprayen tegen de hooikoorts zet helaas weinig zoden aan de dijk.
We pakken de auto, maar blijven in het park vandaag. Er staan 3 activiteiten op het programma:
- een wandeling naar het Prins of Wales hotel
- de Akamina Parkway
- de Red Rock Canyon Parkway
We starten met het rijden van de Akamina Parkway. (www.moon.com/planner/canadian_rockies/mustsees/akaminaparkway.html)
Dit is een rit van ongeveer 30 km (heen en terug). Het is een steile weg, met veel bochten. Het lijkt alsof we alleen op de wereld zijn, zo stil is het op deze weg. Opeens zien we een beer langs de weg staan. Even een stop voor een foto. Daarna loopt die de weg over en klautert over de steile afgrond naar beneden, richting de Cameron Creek.
De weg eindigt aan het Cameron Lake. Je kunt hier een heel eind om heen wandelen. Ook kun je met een kano het water op. Omdat het nog vrij vroeg is (10.00 uur) is er nog niemand op het meer.
Het water ligt er strak bij; er is zelfs geen zuchtje wind dat het water in beweging zet.
Dit levert een pracht plaatje op.
We maken een wandeling over de rechter zijde van het meer. Er zijn verschillende uitkijkpunten aangelegd. Op iedere plek zie je weer andere mooie beelden. Het is er heerlijk vertoeven.
Als we weer terug zijn aan het begin van het meer, is de gladheid van het water weg. Er zijn enkele kanovaarders op het water, en de wind is komen opzetten. Net op tijd geweest dus, nu zou die mooie foto niet meer te maken zijn geweest.
Na een kopje koffie lopen we naar het even verderop gelegen Akamina Lake. Hier hebben de muggen vrij spel. Tjonge, ze steken net zo hard als het vorig jaar.
Het Akamina Lake is een heel stuk kleiner dan het Cameron Lake, en ook minder diep. Je kunt er niet om heen lopen, maar met al die muggen om ons heen, hebben we daar ook geen behoefte aan.
Amerika en Canada 2007
We verlaten het Cameron Lake rond 12.00 uur. Eerst moeten we de hele Akamina Parkway terug want je kunt van hieruit niet rechtstreeks naar Red Rock Canyon rijden. Gelukkig is het maar een kleine 15 km dus dat kan de pret niet drukken. Onder aan de weg gaan we linksaf richting de ingang van het Waterton Lakes National park. Daar volgen we de richtingaanwijzing Red Rock Canyon. Deze is gelegen in de Blakiston Valley.
Je ziet de bergen op de achtergrond. Daarnaast zie je groene vlaktes. Niet voor niets zegt men over dit gebied: the place, “where the Mountains meet the prairie”. Ja, als je goed kijkt dan klopt dat wel.
De weg lijkt wel een achtbaan, maar is wel goed bereidbaar. Na ongeveer 30 minuten rijden komen we aan bij de canyon. Een stel Rockie Mountain Bighorn Sheep verwelkomen ons op de parkeerplaats. Er is ook een jong bij. De vellen hangen aan hun lijf. Blijkbaar verliezen ze hun wintervacht.
We gaan een stukje lopen. Eerst maar het rondje rondom de canyon. Een aangelegd pad geeft je de gelegenheid om de canyon van dichtbij te bekijken. Het pad is wel erg steil, en je hoort menige voorbijganger dan ook flink zuchten. De canyon heeft een prachtige rode kleur. Heel bijzonder. De rode kleur is ontstaan door het indrogen en verstenen van modder. Daar waar er water overheen loopt is de kleur dieprood. Het lijkt net terracotta.
Een bighorn sheep klimt met gemak tegen de wand van de canyon op. Dat zie ik ons nog niet doen.
Gelukkig hoeven we dat ook niet.
Vervolgens lopen we naar de Blakiston Falls. We volgen een mooi pad door het bos. We zien daar op veel plaatsen een hele mooie bloem ( beargrass ) staan. De knop bestaat uit hele kleine fijne bloemetjes, het lijken wel ijskristalletjes. Het lijkt ons een mooie plant voor aan een vijver.
In de bergen zien we iets “wits” bewegen. Het blijken mountain goats te zijn. Vastleggen lukt niet, maar met het blote oog kunnen we ze wel zien klimmen.
We lopen naar de Blakiston Falls. Het is een mooie waterval, die in ieder geval ook weer voor veel lawaai zorgt. Maar dat is niet hinderlijk. Het is toch ieder keer weer een pracht om te zien.
Daarna slaan we aan het twijfelen. Gaan we nog een stuk lopen, of gaan we terug naar het dorp. We willen graag nog naar het Prins of Wales hotel lopen. Inmiddels is het alweer 15.30 uur, en we besluiten terug te gaan.
We zetten onze auto bij ons eigen hotel neer, nemen de rugzak mee, en lopen het dorp uit, richting het visitorcentre. Daar lopen we naar rechts, de pijl richting het hotel volgend. Het is even een flinke klim. De achillespees doet zeer; de bilspier begint te sputteren. Maar we komen er. Het hotel lijkt net een poppenhuis. Van dichtbij zien we dat het wel een verfje kan gebruiken. Tja je moet er van houden…Het ligt wel op een machtig mooi uitkijkpunt, dat moeten we wel even kwijt.
Vanuit het hotel heb je een prachtig uitzicht over het Upper en Middle Waterton Lake. Een hert loopt rustig aan ons voorbij en gaat dan via de steile helling naar beneden, richting het Upper Lake.
Tegen 18.00 uur zijn we terug in ’t Aspen Village Inn. We gaan een hapje eten, en wandelen daarna een stuk langs het water op. Het hoofd zit vol watten; het is één grote niesbui geweest vandaag door al die pluizen die hier overal rondvliegen.
Morgen verlaten we Waterton Park, en rijden door naar Banff. Daar waren we het vorig jaar ook, maar we wilden er beslist naar terug. We hebben er al 2 weken vakantie opzitten. Over een week gaan we naar huis. Tot op heden zijn we zeer tevreden over het verloop van deze rondreis. We hebben er al een heleboel kilometers opzitten, maar we zijn het nog lang niet moe.
We genieten met volle teugen van al het moois dat we tegenkomen, en zijn blij dat we dit mogen en kunnen doen.
Donderdag 28 juni 2007 : Van Waterton Lakes National Park naar Banff (national park)
We verlaten Waterton park en gaan via Pincher Creek op weg naar Banff. We besluiten een gedeelte van de rit over de Cowboytrail te rijden. Deze route leidt ons gedurende 100km over de Highway 22.
Als we het park verlaten zien we ’t landschap veranderen. Bij Pincher Creek liggen veel windmolens om elektriciteit op te wekken , maar slechts enkele draaien er op dit moment. Er is hier veel akkerbouw en veeteelt, en nog méér grasland. Koeien staan her en der verspreid in het grasland. We vragen ons af hoe ze die beesten bij elkaar krijgen hier. Het grasland ligt namelijk over allerlei heuvels verdeeld. Hier en daar zien we hekwerk maar in het algemeen is het één grote open vlakte.
Zover als je kunt kijken is het groen. Ook liggen er veel vennetjes in dit gebied. Slechts hier en daar (op de toppen van de heuvels) sieren naaldbomen de omgeving
We zien een koppel ooievaars overvliegen , en in een ven zwemt een pelikaan.
Onderweg komen we een breedte-transport tegen. Aangezien we over een weg rijden die ook weer heuvel op –heuvel af gaat, zien we eerst een bord omhoog komen waarop staat “House Moving”. Dan zien we ook de auto waar dit bord opstaat. Bij de volgende heuvel komt een vrachtwagen omhoog met daarop een houten huis. 2 banen breed is het ding. Maar goed dat er nog een strook is waar we naar uit kunnen wijken. Na dit huis, volgt er nog één. In Nederland zouden ze het verkeer omleiden, hier gaat alles gewoon door. Het is indrukwekkend om te zien.
In Longview staan overal “jaknikkers” in het land. Het gebied is rijk aan olie. Bij binnenkomst in het dorp staan er ’n aantal politieauto’s met hun zwaailichten aan, dwars over straat. Het is net een film; het lijkt alsof ze een vluchtwagen aan het opwachten zijn.
Er blijkt een verkeerscontrole te zijn. Bestuurders van personenauto’s worden gecontroleerd op de aanwezigheid van een rijbewijs, vrachtwagens krijgen een technische controle.
Omdat we zo’n eerlijk gezicht hebben mogen we doorrijden van de agent. We vertellen dat we uit Holland komen; de agent begint te lachen en zegt “dan zullen jullie het rijbewijs wel bij jullie hebben”.
De Highway 22 blijft een lange strakke weg. Hier en daar wat heuveltjes op de route, maar verder geen lastige delen. De omgeving blijft ’n prairieachtig beeld houden totdat we bij Priddis komen.
Dit plaatsje ligt zo’n 60 km van Calgary af. Hier zien we ’n aantal zeer fraai aangelegde golfbanen.
We rijden dit plaatsje door, en naderen het einde van onze route over de Highway 22. We gaan verder over de Trans Canadian Highway 1, die ons naar Banff brengt. De Rockies komen in een ras tempo in beeld, maar aan de westzijde ligt er niet veel sneeuw op.
Via Canmore bereiken we uiteindelijk om 15.30 uur Banff National Park. We kunnen aan de ingang van het park doorrijden omdat we reeds een parkpas hebben. Dat is gemakkelijk.
In Banff blijkt de hoofdweg open te liggen. Ons hotel ligt echter aan deze Banff Avenue, en dus zoeken we ons zigzaggend een weg door het dorp. We parkeren de auto in de parkeergarage van het hotel. Aan de balie horen we dat ze de geboekte kamer niet meer hebben, en dat we voor een kleine meerprijs een grotere kamer met een balkon kunnen krijgen. We upgraden de kamer, en nadat we onze spullen naar boven gebracht hebben gaan we het dorp in. We gaan een lekker stuk wandelen.
Banff is een druk, maar gezellig dorpje. Vorig jaar hebben we dat niet zo mee gekregen omdat we toen te ver van het dorp afzaten, en we verbleven toen ook alleen maar de nacht in Banff. Nu hebben we 2 dagen waarin we de omgeving kunnen verkennen.
In het dorp is er veel drukte: toeristen, wegwerkzaamheden en verkeer. We horen veel Nederlands om ons heen, evenals Duits en Frans. Gedurende de 10 dagen die we in Amerika zijn geweest hebben we geen enkele Nederlander gesproken. Hier lijkt het wel Europa.
We gaan langs bij het visitorcentre en halen informatie over Lake Louise en Moraine Lake. Daar willen we morgen naar toe gaan. Het afgelopen jaar waren we ook bij Lake Louise – ergens op het einde van de middag. Op dat moment lag de gletsjer in de nevel, en nog geen 5 minuten later kwam er een hevige hoosbui vanuit de berg richting parkeerplaats. Iedereen moest toen vluchten voor het weer.
Hopelijk hebben we morgen meer geluk.
Van de weersvoorspellingen op het nieuws ’s avonds worden we niet vrolijk. Voor morgen (vrijdag) worden zeer veel buien en “thunderstorms” voorspelt. Met name in de regio Banff – Calgary gaat het lelijk doen. We wachten maar af en zien morgenochtend wel in hoeverre we onze plannen moeten bijstellen.
Vrijdag 29 juni 2007 : Moraine Lake, Lake Louise, Hoodoos en de Bow Valley Parkway
Gaan we wel of niet er op uit vandaag? Dat is de hamvraag deze ochtend.
Als we naar buiten kijken zien we een aardig wolkendek boven Banff hangen, tezamen met een flets zonnetje. Naar ’t noorden toe lijkt het beter, en dat is net de richting waar we op aan willen vandaag. De Hoodoos in Banff, Lake Louise, Moraine Lake en de Bow Valley Parkway staan eigenlijk op ons wensenlijstje van vandaag.
We besluiten om ’t er op te wagen. Wel gaan we over de Trans Canadian Highway naar Lake Louise ipv over de Bow Valley Parkway. Deze route loopt namelijk wat sneller. Lake Louise ligt 58 km boven Banff.
Maar eerst rijden we naar de Hoodoos in Banff. Hoodoos zijn hoge verticale smalle zuilen van zand en calcium carbonaat. De hoodoos zijn gevormd uit een relatief zachte, halfharde rots soort. Als het regent spoelt de zachte substantie weg; wat overblijft is de hardere laag. De Hoodoos kunnen van vorm en kleur verschillen; kleur en vorm zijn afhankelijk van het gebied waarin ze staan.
Na ons bezoekje aan de Hoodoos rijden we naar Lake Louise.
Bij aankomst staat de parkeerplaats al aardig vol. De gletsjer, Mt. Victoria en Lake Louise liggen in een prachtig zonnetje en zijn in hun geheel te zien. Het meer is (strak)blauw, met hier en daar een kanootje erop. Vorig jaar waren we hier dus ook, maar toen was er van de gletsjer en de bergen amper wat te zien ten gevolge van slecht weer.
We volgen het pad dat aan de rechterkant langs het meer afloopt. Dit pad loopt door tot aan het einde van het meer. Daarna moeten we dit hele stuk weer terug lopen, maar het is de moeite waard. Het is vrij vlak terrein, dus dat kunnen we wel aan. De uitzichten zijn de moeite waard.
Na Lake Louise stappen we in de auto. De lucht is intussen wat donkerder geworden maar we houden het nog steeds droog. Reden genoeg om door te rijden naar Moraine Lake and the Wenkchemna Peaks. (the valley of the ten Peaks). De bergen aan dit meer staan op het oude Canadese 20 $ biljet afgebeeld. (www.canadianrockies.net/banff/moraine.html)
Het water oogt niet zo blauw als ze beschrijven in de boeken, maar een bezoekje aan deze omgeving is zeer zeker de moeite waard.
Ook hier lopen we stuk langs het meer op. Soms schiet een nutcracker over ons heen. Deze vogel heeft een hele spitse snavel. Overal zie je marmotten, die heel brutaal het terras oplopen en bedelen om voedsel. Ze zijn echt aan mensen gewend. Jammer.
Vanuit Moraine Lake keren we terug naar Banff. Het is nog steeds droog en we besluiten om over de Bow Valley Parkway terug te rijden.
Deze route is 58 km lang, en heeft een aantal fraaie uitkijkpunten. We stoppen het eerst bij Morants Curve. Hier heb je een prachtig zicht op de Bow river, de bergen, en een spoorweg. Daarna rijden we door naar ’t Storm Mountain Viewpoint en Castle Mountain. Tenslotte stappen we nog uit bij de Johnston Canyon. De lucht wordt steeds donkerder. Als we de canyon een klein eindje ingelopen zijn begint het heel hard te waaien. Bomen beginnen zwiepende bewegingen te maken. Er komt een onweer opzetten. We draaien ons op onze hakken om, en zijn net voordat de regen met bakken uit de hemel valt, terug in de auto.
We hebben al met al toch een heel aardige dag gehad en meer kunnen doen dan we gisterenavond na de weersvoorspellingen hadden verwacht. We zijn tevreden. Morgen gaan we door naar Jasper.
Zaterdag 30 juni 2007 : Van Banff naar Jasper
Het waait hard om 8.00 uur. Dikke zwarte wolken sieren de lucht. We gaan op pad naar Jasper, een rit van een kleine 300 km. We starten op de Trans Canadian Highway 1 en gaan vervolgens verder over de Highway 93. Deze start bij Lake Louise, en deze weg blijven we tot Jasper volgen. De route over de Highway 93 noemt men de Icefield Parkway (www.icefieldsparkway.ca)
We zien heel langzaam een mager zonnetje, maar het dikke wolkendek blijft. De temperatuursensor in de auto geeft 8 graden Celsius aan. Fris hoor.
De Icefield Parkway hebben we het vorig jaar ook gereden. Het is én blijft een indrukwekkende route. Bergen, sneeuw, gletsjers, canyons en meren zijn de trekpleisters op deze route.
Als je geluk hebt kom je ook nog wildlife tegen. Op deze route zijn genoeg plekken aanwezig om je auto te parkeren. Tijd om alles op je gemak te bekijken moet je zeker inplannen. Als je deze route nog nooit gereden hebt mag je er zeker een dag voor uittrekken, en dan heb je het nog niet allemaal gezien.
Bij Crowfoot Glacier stappen we even uit om deze op film vast te leggen. Het is er bitterkoud en de wind is zeer guur. Met moeite krijgen we iets op de film en foto.
Daarna rijden we door naar het Peyto Lake met zijn vreemde kleur. Het meer heeft de vorm van een wolfskop. Hier begint het te sneeuwen!! Hele fijne sneeuw valt naar beneden. Heel bijzonder –voor ons- zo op de laatste dag van juni. Het sneeuwt gedurende een minuut of 10, en dan klaart het op.
Na Peyto Lake rijden we ’n stuk door en maken een volgende stop bij Mistaya Canyon. Het is een geweldig mooie canyon; alleen al door zijn kleuren. Het gesteente is zwart van kleur, en het water dat van het Peyto Lake afkomt dondert hier naar beneden. De temperatuur loopt op; er komt meer zon, en ’t wordt rond de 14 graden Celsius. Dat voelt gelijk een stuk aangenamer aan.
Bij “the Crossing” eten we een hapje en daarna gaan we verder op pad. Het lijkt alsof er in dit gebied vandaag meer sneeuw ligt dan het vorig jaar. We kunnen ons natuurlijk vergissen.
Op onze rit naar de Athabasca Glacier komen we een aantal Rockie Mountain Bighorn Sheep tegen.
Ze klimmen weer met gemak tegen de bergen op; geen enkel probleem voor hen.
De Athabasca Glacier ligt in een mooi zonnetje, maar dit jaar maken we alleen een stop om even een stukje te filmen. We maken natuurlijk ook wel wat foto’s, maar de gletsjer gaan we niet op. Dat hebben we het vorig jaar wel gedaan, en daar hebben we hele mooie herinneringen aan over gehouden.
De middag loopt al tegen 15.15 uur. Het gaat weer hard vandaag. Toch stoppen we nog even bij de Athabasca Falls, een grote waterval die in ’n schitterende omgeving ligt. Als we er zijn beginnen er dikke regendruppels te vallen. We blijven niet lang.
Hierna rijden we echt door naar Jasper. We zien onderweg nog een zwarte beer, en nemen nog even de tijd om deze op de film te zetten
Bij ons hotel, het Jasper Inn Alpine Resort verrassen ze ons met een upgrade van onze kamer. Waarom??? Geen idee, maar we krijgen een zeer ruime suite, met een aparte slaapkamer, ’n keukentje en een 2 persoons jacuzzi in de badkamer. Die proberen we natuurlijk uit. Heerlijk.
We eten in het dorp nadat we eerst een bezoekje gebracht hebben aan de kerstwinkel in Jasper. Vorig jaar hebben we alleen aan de raam staan kijken. Vandaag gaan we naar binnen en kopen een glazen engel en een beer voor in de kerstboom.
Morgen rijden we door naar Edmonton, waar ze net als in heel Canada de 140th Canada-day vieren. Dat wordt vuurwerk morgenavond. We zijn zeer benieuwd. Vorig jaar zaten we op de 1ejuli in Victoria. Daar was het echt feest, met als slot een spetterend vuurwerk!
We tellen hard af. Nog 4 dagen en dan nemen we het vliegtuig al weer, terug naar Nederland.
Zondag 1 juli 2007 Candada-day: Van Jasper naar Edmonton
We gaan rond 9.30 uur op pad. De meter geeft al een temperatuur van 15 graden aan. Zo warm was ’t gisteren ook, maar toen pas tegen de avond. Er zijn wel weer veel wolken, maar ze hebben gelukkig niet de kleur die vaak duidt op een naderende regenbui.
We besluiten –voordat we echt de Rockies gaan verlaten- om de Maligne Road nog te rijden.
(www.pc.gc.ca/pn-np/ab/jasper/visit/visit11_e.asp) Deze route start zo’n 5 km boven Jasper en is 48 km lang (je moet er rekening mee houden dat je deze afstand ook nog terug moet rijden). Aan deze weg liggen de Maligne Canyon, Medicine Lake, en Maligne Lake.
Het is nog rustig op de weg als we op pad gaan. Het is een mooie route met bergen die op de toppen nog bedekt zijn met sneeuw. We zien veel sparren langs de weg, en heel veel wilde bloemen in de berm.
Onze eerste stop is aan Maligne Canyon. De Maligne river heeft in massief kalksteen een 50 meter diepe kloof doen ontstaan. Er zijn 6 bruggen waar je een prachtig uitzicht hebt over de kloof. Wij nemen de eerste 4 bruggen en keren dan om.
Van hieruit rijden we door naar Medicine Lake. De plaatselijke bevolking gelooft dat hier geesten wonen. Het niveau van het water fluctueert heel sterk. Soms verdwijnt het water in zijn geheel (tijdens de herfst of in de winter). Vermoedelijk komt dit omdat er zich in de bodem van het meer een ondergronds drainage systeem bevindt. In het voorjaar en zomer wordt het meer gevuld met het smeltende ijswater. Is de smelttijd voorbij, dan gaat het meer zakken, zolang er geen aanvoer van bijvoorbeeld regenwater komt.
Na Medicine Lake rijden we nog door tot aan Maligne Lake. Hier kun je uitstapjes maken per boot naar Spirit Island. Wij besluiten om een stukje te gaan wandelen, en dan even wat te eten. Vervolgens nemen we opnieuw de auto en gaan op weg naar Edmonton.
We rijden via de Maligne Road terug naar de Trans Canadian Highway 16, en komen een groot aantal Rockie Mountain Bighorn Sheep tegen. Een aantal jonge schaapjes lopen er tussen. Echt schattig dat gedribbel van die beestjes. Lastiger wordt ’t als die club schapen zich dan tussen de auto’s gaat verspreiden. Ze springen alle kanten uit, en je weet niet precies wáár ze zitten. Je moet dus heel voorzichtig optrekken. De schapen verliezen op dit moment hun wintervacht. De lappen hangen aan hun lijf. Het is geen gezicht.
De Trans Canadian Highway 16 = Yellowhead Highway, brengt ons vervolgens van Jasper naar Edmonton. Als we Pocahontas (vlak na Jasper) voorbij rijden gaat ’t landschap veranderen. De bergen verdwijnen, en ’t land wordt vlakker. Sparren, loofbomen en wilde bloemen in de berm, gaan het beeld bepalen. Naarmate we meer naar het oosten gaan wordt ’t warmer. Om 16.00 uur is het 23 graden. De bomen verdwijnen en we zien alleen nog maar grasland waarin ze op veel plaatsen ‘n 18-holes golfbaan hebben aangelegd.
Het hotel vinden we heel gemakkelijk. De routeplanner heeft het weer prima voor elkaar. De site op internet van Rand McNally is een goede keuze geweest bij de voorbereidingen.
Het Delta Edmonton Centre and Suites is een modern hotel. Het hotel is in een cirkel gebouwd en alle slaapkamers kijken uit op de binnenzijde van het overdekte winkelcentrum. Het is er vandaag erg stil, want het is Canaday-day, Wij hadden gedacht dat er hier heel veel bedrijvigheid zou zijn, maar niets is minder waar.
Het is doodstil in Edmonton. Dat valt ons enorm tegen, na dat spetterende feest van vorig jaar in Victoria op Vancouver Island. We zien morgen wel wat er verder te doen is in Edmonton.
Maandag 2 juli 2007 : Edmonton
Ook vandaag plakken ze er in Edmonton nog ’n extra vrije dag aan vast. Het city centre, -de winkelomgeving waarin ons hotel gelegen is- is open, maar als we de stad ingaan is er gewoon heel veel dicht. We wandelen een kleine 3 uur, en besluiten het vandaag verder rustig aan te doen. We verdrijven de tijd met lezen, puzzelen, en een bezoek aan een terrasje. We hebben natuurlijk al een aantal drukke weken achter de rug, dus zo’n dagje vrij af mag dan wel.
Inmiddels staan er al zo’n 5600 km op de teller.
Morgen zakken we via Drumheller af naar Calgary, waar we nog 2 nachten zullen verblijven.
Daarna gaan we op donderdagavond vanuit Calgary naar Londen, en vrijdagmiddag vliegen we vanuit Londen naar Düsseldorf. In Londen is alles weer in “hoogste staat van paraatheid” gebracht op de luchthavens, nadat er afgelopen zaterdag op ’t vliegveld van Glasgow een mislukte bomaanslag is geweest. Dat zal vrijdagochtend wel weer wat geven in Londen. Wellicht scheelt ’t dat we met British Airways vliegen???????????????????
Vanavond hebben we op tv gezien wat de “thunderstorms” rondom Calgary afgelopen vrijdag hebben aangericht. We hebben geluk gehad en zijn heel blij dat we er niet tussen gezeten hebben. Er is heel veel wateroverlast geweest; een treinstel met 20 goederenwagons is van de brug afgeblazen en heeft veel schade veroorzaakt.
Dinsdag 3 juli 2007 : Van Edmonton –via Drumheller- naar Calgary
Het lukt niet direct om ’t centrum van Edmonton te verlaten. Als we de routeplanning volgen komen we terug in het centrum en daar willen we juist uit. Na veel vijven en zessen komen we dan toch na zo’n half uur op de goede route terecht. Daarna verloopt het vlekkeloos tot Drumheller.
Het weer is goed en om 10.00 uur is het al 21 graden.
De route loopt via de Highway 14 en 21 naar Camrose, en daarna zakken we over de Highway 56 verder af naar het zuiden, richting Drumheller. Hier en daar zie je een huis, en verder zie je grasland en vennen. Van akkerbouw of veeteelt is hier geen sprake.
5 km voor Drumheller verandert het landschap. Heuvels met rillen erin gaan nu het beeld in de omgeving bepalen. In Drumheller is het 28 graden.
We besluiten om bij het visitorcentre om info te gaan vragen, maar ze kunnen ons niet veel wijzer maken dan we al zijn. We gaan eerst naar het Royal Tyrrell Museum of Palaeontology. Het is een heel mooi museum, en laat veel zien van de fossielen die in de Badlands gevonden zijn.
Hierna rijden we door naar Horsethief Canyon. Hier krijg je een goede indruk van de Badlands.
(www.canadianbadlands.com) De “Badlands” lopen van noord naar zuid door Alberta in de streek van de Red Deer River valley.
Ze bezitten een grimmig soort schoonheid met hun okerkleurige grond die het licht reflecteert en glanst als het zonlicht erop valt. De grond is ongeschikt voor landbouw.
Als gevolg van eeuwenlange erosie s er in de Badlands ‘n opmerkelijk landschap ontstaan.
Kenmerkend zijn de “rillen” – smalle geulen in hellingen veroorzaakt door de regen- en de wonderlijke Hoodoos – torens van aarde die bedekt zijn met ’n harder soort steen.
Ze ontstaan als de regen de zachte grond wegspoelt en de grond onder ’t hardere gesteente wordt gespaard. Het gebied is rijk aan steenkool.
Na Horsethief Canyon rijden we terug naar Drumheller en gaan dan richting de Hoodoos. Ze zien er wel “aardig” uit maar wij vinden ze niet zó bijzonder. Het is leuk om ze gezien te hebben, en om te zien hoe wind en regen de zachte zand hebben doen verdwijnen, waardoor alleen de harde zand is achtergebleven. Dit geeft aan de omgeving een bijzondere aanblik. Het lijkt wel “tiramisu gebak”, alleen is de slagroom groen.
Hierna gaan we echt door naar Calgary. We hebben nog een goede 2 uur voor de boeg. We nemen opnieuw de Highway 56. De Badlands verdwijnen snel uit beeld, en we keren –opnieuw- terug in een omgeving met graslanden en vennetjes.
We besluiten om in Strathmore te eten, want anders wordt het te laat. Inmiddels is het al bijna 18.00 uur en het maagje begint te knorren. Maar goed ook, want het lukt ons niet zo snel om in het centrum van Calgary de juiste weg te vinden. Een omleiding komt in beeld, en daar hebben we niet op gerekend. Maar goed…….met een beetje hulp komen we uiteindelijk toch bij het Sandman hotel aan. Het ligt downtown, aan een straat waar de tramrail loopt. Het centrum ligt dichtbij, en morgen kunnen we de auto fijn laten staan.
In dit hotel hebben ze nog een aparte bar, waarin gerookt mag worden. Dat is heel uniek. In Canada, mag je net als in Amerika binnen nergens roken, en buiten nergens alcohol nuttigen.
Per jan. 2008 wordt er echter ook in dit hotel een totaal verbod op roken ingesteld, dus ook in deze bar.
Inmiddels is het 21.30 uur. Het is een vermoeiende dag geweest, dus we gaan op tijd naar bed.
Morgen een hele dag buiten…………….daarvoor moeten we energie gaan verzamelen.
Welterusten
Amerika en Canada 2007
Woensdag 4 juli 2007 : Calgary
Het weer ziet er prima uit en ook vandaag laten we de auto staan. Met de plattegrond van “downtown Calgary” op zak gaan we op pad.
Calgary is een mooie stad, in ieder geval downtown. Mooie gebouwen en parken; veel leven op straat, en mooie en zeer grote winkelcentra. Buiten is het goed toeven. Gelukkig vinden we hier en daar ’n bankje om even naar de mensen om ons heen te kijken. Dat is altijd een leuk tijdverdrijf.
Rond het middaguur bevinden we ons in het gebied van de restaurantjes. Je weet niet wat je ziet; zoveel mensen die buitenshuis eten. En dan niet te vergeten de kraampjes op vrijwel alle straathoeken waar ze hamburgers, braadworsten, hotdogs en frankfurter worstjes verkopen. In een lange rij staan de mensen te wachten. Zowel de zakenman in z’n sjieke pak, als de toerist in korte broek. Later op de middag komen we er nog een keer langs. De rust is volledig weergekeerd.
Alles en iedereen in Calgary is bezig met de voorbereiding op de Stampede, die morgenavond gaat beginnen. Dit is het jaarlijkse feest in het teken van cowboy’s en rodeo’s. Er is een speciaal park waar de festiviteiten plaatsvinden. In het centrum is morgenavond een grote parade. Downtown merk je ook dat er iets gaat gebeuren. Zoals je in Nederland de versieringen hebt tijdens het carnaval, zo worden hier de restaurantjes met behulp van pakken stro, wielen en houten hekken aangekleed.
Op de ramen staan cowboyhoeden, laarzen, koeien, paarden etc. geschilderd.
Wij zullen het feest niet mee maken. Morgenavond vliegen we terug naar Nederland.
Dan zitten er 3 mooie weken op.
Donderdag 5 juli 2007
We beginnen aan onze laatste dag in Canada. Na het ontbijt en het uitchecken in het hotel verplaatsen we ons naar de Calgary Zoo. We hebben de tijd tot 15.30 uur. Daarna willen we naar het vliegveld gaan.
Als we om 10.30 uur bij de Zoo aankomen, is het er al behoorlijk druk. We staan met onze auto op het einde van de eerste grote parkeerplaats. Het zonnetje brandt al stevig op onze hoofden, en het is nog pas vroeg op de dag.
In de Zoo vinden we dieren uit Europa/Azië, Afrika, Australië, Canada. Het is een hele mooie en zeer verzorgde dierentuin. De tijd vliegt om, en voordat we het in de gaten hebben is het al bijna 15.00 uur.
We besluiten koers te zetten richting vliegveld.
Bij Alamo kijken ze vreemd op als ze onze auto zien. Een auto met een Californisch kenteken zien ze daar zelden of nooit. Als we uitleggen dat onze 1eauto kapot is gegaan, wordt het computersysteem er op nageslagen. In het computersysteem is natuurlijk wel bekend dat wij déze auto in Calgary inleveren. Een laatste controle van de auto, en we kunnen naar het vliegveld. We hoeven niets bij te betalen; dat is fijn.
In de vertrekhal van het vliegveld is de incheckbalie van British Airways nog niet open. We zijn ook wel erg vroeg. Nog een kleine 5 uur voordat we de lucht in gaan. Toch gaat een goed uur later de balie wel open, en kunnen we de tickets printen omdat we een e-ticket hebben. Gelukkig is er een grondstewardess die ons daarbij tekst en uitleg geeft. De koffers kunnen we ook al afgeven; die hoeven we dus niet meer met ons mee te slepen. In Düsseldorf halen we ze wel weer op.
We eten een hapje, en rond 20.00 uur mogen we het vliegtuig in. Als we toestemming krijgen om te vertrekken, blijkt dat men 50 koffers mist op een vlucht voor New York. Men vermoedt dat deze koffers zich in ons bagageruim bevinden. Alle koffers moeten geteld worden. Na 3 kwartier blijkt dat bij ons in het ruim alles klopt; bij ons zijn de New Yorkse koffers niet. We mogen vertrekken.
Met een half uur vertraging komen we op vrijdag 6 juli in Londen aan. Over een goed uur moeten we de aansluiting hebben naar Düsseldorf. We komen aan bij terminal 4 en moeten met de bus naar terminal 1. Er staat een hele rij voor ons. De adrenaline schiet omhoog. Uiteindelijk komen we op tijd in terminal 1 aan. Daar blijkt dat de vlucht naar Düsseldorf met een half uur vertraagd is. Gelukkig.
Het is zelfs nog niet bekend van welke gate we gaan vertrekken.
Om 15.30 uur Engelse tijd vertrekken we naar Düsseldorf. Op deze vlucht zitten maar 36 mensen in het vliegtuig. Een klein uur later zetten we onze voeten op Duitse bodem. We worden opgehaald door Marja, Wouter en Daphne. Als we naar de bagageband lopen, zien we dat ze al op ons staan te wachten. Dan weten we nog niet dat het nog wel wat langer gaat duren………..
Als de bagageband gaat draaien komen onze koffers maar niet. Uiteindelijk is iedereen weg, alleen wij staan er nog te wachten, maar de koffers komen er niet aan.
We melden ons bij British Airways. Ze zijn er al van op de hoogte. De koffers zijn hoogst waarschijnlijk in Londen blijven staan. Math vult een aantal gegevens in op een digitaal formulier, en we krijgen een inlogcode mee zodat we op internet kunnen volgen of onze koffers gevonden zijn.
We zijn benieuwd hoe dit verder gaat, en wanneer en óf we onze spullen terugkrijgen. We hoeven in ieder geval niet met wassen te beginnen als we thuis komen.
De vakantie zit erop. Het is prima geweest.
Math en Marlène
Nb de koffers zijn op zaterdag 7 juli thuis afgeleverd.
(c) USA4ALL & Marlène Heijnen
Amerika en Canada 2007