Everglades – reisverhaal
De Everglades is een enorm subtropisch gebied in het zuiden van Florida. Het national park de Everglades is zo’n zesduizend vierkante kilometer, een vijfde van het complete gebied. Er wonen allerlei zeldzame dieren, zoals de manatee, de Amerikaanse krokodil en de schuwe Florida panter. Het bekendste is het het moeras, omdat we allemaal de films kennen waar er met zo’n airboat over het water racet.
Dat moesten wij natuurlijk ook doen. Het was een geweldige ervaring en apart je te realiseren dat er slechts vijftien centimeter water onder je zit. Het lijkt als je het ziet veel dieper, maar dat is dus niet zo. Zelfs bij erg lage waterstand, zo’n zeveneneenhalve centimeter, kunnen die airboats zich nog steeds verplaatsen. Je krijgt gehoorbeschermers op, omdat die propeller een enorm lawaai maakt. Het feit dat we allemaal met zo’n ding op ons hoofd zaten en de motor een enorme herrie maakte, weerhield de bestuurder er niet van om hele verhalen op te hangen. Die klonken dan in hoofdzaak als: wauwelwauwel wauwel. Niet dat dat er toe deed: het was een geweldige ervaring en je kwam ogen tekort.
De snelheid was behoorlijk en om ons, of liever zichzelf, te plezieren, maakte de bestuurder af en toe een scherpe bocht zodat er een behoorlijke golf water over je heen kwam. Zo lang er geen alligators of slangen meekwamen vond ik het best, ondanks dat ik voorin zat. Al had ik naderhand wel het gevoel alsof ik met een volgeplaste broek liep.
Bij het airboat gebeuren zat ook een alligatorfarm, die, zo als het hoort, vol zat met alligators, ook van die poezelige kleintjes die als baby al goed in staat zijn je vinger af te bijten. Je kon zo’n kleuter vasthouden en ondanks de luttele afmetingen was de bek dicht getaped. Er werd verteld hoe je ze vast moest houden en dat je vooral niet moest knijpen. Een Duits meisje zag ik zo hard knijpen, dat haar knokkels wit werden. Ik heb haar vingers los gewrikt en laten zien hoe het wel moest. Ze maakte voortijdig een handtasje van het ventje.
Een verdere wandeling maakte ons duidelijk dat de schildpadden lak aan ons hadden en gewoon hun gang gingen. Schaamteloos gewoon. Er waren ook niet-inwoners die graag een graantje meepikten. Het barstte er van de gieren, die de stukjes vlees die bleven liggen na het voeren van de alligators, oppikten. Heel voorzichtig en op hun hoede, om zelf geen voer te worden. We vergaapten ons nog een poosje, ik heb me verkleed om van dat plasbroek gevoel af te komen en we vertrokken. Van alligators kijken krijg je honger, wie zijn wij dan om het lunchbuffet van een Chinees af te slaan met al die heerlijke wok groente?
Het was een aparte gewaarwording om in dat bomvolle restaurant te zitten en je te realiseren dat wij de enige blanken waren. Natuurlijk werd er overal driftig gesms’t, dat is hier erg, maar daar lijkt het volksziekte nummer 1. Een mevrouw presteerde het zelfs om gewoon voor het buffet in de weg te gaan staan met dat rotding. Ze was klein en had me niet in de gaten, ik ben pal voor haar gaan staan, mijn bord op haar ooghoogte en heb me nog langer en breder gemaakt.
Toen ze eindelijk opkeek en haar hoofd in haar nek moest gooien om me aan te kijken, bleef ze half dood van schrik omdat er ineens zoiets groots voor haar stond. Lekker, moet je maar niet zo aso in de weg gaan staan en je overgeven aan je verslaving. Bij al het lekkers ligt ook altijd veel fruit. Deze was heel bijzonder: Pitaya, ook wel Dragon Fruit genoemd.
Waggelend en onze buik vasthoudend gingen we verder, over die lange, lange weg die door de Everglades loopt. In dat moerasgebied woont de Florida panter, die sterk met uitsterven wordt bedreigd. Reden: het verkeer. Een vrouwtjespanter was aangereden, ze hebben die opgelapt wat een langdurig traject was en met haar jongen weer uitgezet. Nog geen drie dagen later vonden ze haar doodgereden terug. De jongen van zes maanden oud zullen het in dat gebied niet overleefd hebben. Er staan monitors op de diverse plekken waar wild oversteekt en zodra die wild detecteren, word je gewaarschuwd. Als je zo rijdt, lijkt het net of je door een enorme grasland rijdt.
Hoe iemand het daar uithield is me nog een raadsel: zodra je de auto uitkwam hoorde je het gegons van duizenden muskieten en ik werd meteen aangevallen. Ze pakten me nog net niet op om mee te nemen en me op een andere locatie helemaal leeg te zuigen. In galop ging ik terug naar de veilige auto, helemaal bespikkeld.
Na zo’n uitgebreide lunch nog uren rijden, daar word je suf van. Dus toen mijn luiken serieus begonnen dicht te vallen, zijn we ergens bij een rustplaats gestopt. Het was mooi aangelegd, keurige gazons en water tussen de weg en de rustplek. En dat water zat stampvol met alligators. Vandaar de hoge hekken rond het water.
We vonden een hotel in Napels. Een mooi pand, het verlichte raampje rechtsonder was onze kamer. Toen ik buitenzat kwam een gekko even de boel in ogenschouw nemen. De eigenaars huisden boven en waren zo vriendelijk om ’s avonds hooglopende ruzie te krijgen. Vanwege de warmte stond alles open en konden we illegaal meegenieten. We ja, want wat dat betreft hebben Henrie en ik hetzelfde slechte karakter.
Everglades – reisverhaal
Laureen de Bres